Raji: Boek Drie. Charley Brindley

Читать онлайн.
Название Raji: Boek Drie
Автор произведения Charley Brindley
Жанр Современная зарубежная литература
Серия
Издательство Современная зарубежная литература
Год выпуска 0
isbn 9788835423072



Скачать книгу

Ik veronderstel dat we er als scheepsjongens zullen werken of zoiets. Maar we vinden hard werken niet erg."

      "Waarom Myitkyina?"

      "Gewoon om te zien hoe het daar is."

      "Maar wat doe je?" vroeg ze.

      In die periode noemde ik mezelf nog steeds een student geneeskunde. Eigenlijk was ik dat niet meer en ik zou het waarschijnlijk ook nooit meer worden. Wat was ik dan wel? Een schooier is het enige woord dat me te binnen viel, maar ik kon haar dat niet vertellen.

      "Ik ben student geneeskunde."

      “Wanneer zal je afstuderen?"

      Haar vragen waren veel beter dan de mijne. Ze ging in op dingen en ik voelde me daar wat ongemakkelijk bij.

      "Om eerlijk te zijn, Kayin, misschien ga ik nooit meer terug naar school."

      "Waarom?"

      "Ik ben ontmoedigd, ontgoocheld en gedegouteerd over de manier waarop de politici en zakenlui onze wereld verknoeid hebben."

      "En je bent naar mijn Birma gekomen om wat te vinden?"

      Wat, dat is de vraag. Waarom was ik in Birma? Waarom was ik waar dan ook? Zo had ik niet verwacht dat onze avond zou verlopen.

      "Ik begin te geloven dat ik naar Birma gekomen ben om jou te vinden."

      Kayin trok haar sandalen uit en ging op de rand van de slotgracht zitten. Ze pletste haar voeten in het koele water en raapte dan een handvol steentjes op.

      "Onmogelijk," zei ze.

      Ik ging naast haar zitten. "Wat is er onmogelijk?"

      Ze antwoordde niet; ze gooide enkel de kleine steentjes in het water, een voor een. Ik trok mijn schoenen en sokken uit. Het water was veel kouder dan ik verwacht had.

      "Het is niet mogelijk dat je zo ver gekomen bent om mij te vinden."

      "Maar ik heb je gevonden."

      "Dan ben je voor niets gekomen, geen reden."

      Ze leek moeite te hebben om haar emoties te onderdrukken terwijl de steentjes in het donkere water spetterden. Uiteindelijk draaide ze zich naar me toe en hield mijn blik een lang moment vast; dan liet ze het laatste steentje in de slotgracht vallen en veegde haar handen schoon.

      "Zie je die ogen?" vroeg ze.

      Ik knikte.

      "Mijn ogen zijn van mijn Schotse vader. Heel mijn leven ben ik al een, hoe zeg je het, vertrappeling?"

      "Verschoppeling?"

      "Ja, een verschoppeling. Mijn volk, de Birmanen, behandelen me als een onaanraakbare." Ze keek naar haar hand die ik in de mijn hield. "Begrijp je een onaanraakbare in India?"

      "Ja, een dalit, de laagste kaste."

      "En de Britten behandelen mij slechter dan de zuivere Birmanen. Ze vinden dat ik een soort afwijking heb. Mijn moeder is de enige die ooit van me gehouden heeft en ze..." Kayin kneep in mijn hand en ik wist dat ze aan het huilen was. "Ik kan niet nooit dit doen aan een kind dat komt," fluisterde ze.

      "Kayin." Ik tilde haar kin op en tuurde in haar vochtige ogen. "Als je een kind met blauwe ogen krijgt, denk je dat hij dan ook als een verschoppeling behandeld zal worden?"

      "Ja."

      "Vind je dat je je hele leven kinderloos moet blijven omwille van iets dat je moeder en vader gedaan hebben uit liefde?"

      Ze antwoordde niet.

      "Mijn mooie, Birmaanse vriendin, je zou trots moeten zijn dat je deel uitmaakt van twee verschillende werelden. Je bent nu, wat, achttien of negentien?"

      "Negentien."

      "We zijn ongeveer even oud. Ik ben eenentwintig." Ik nam haar andere hand vast. "En je hebt me net doen inzien dat ik het mezelf de voorbije zes maanden moeilijk gemaakt heb voor iets dat mijn schuld niet is."

      Ze fronste haar wenkbrauwen op een manier waarvan ik snel zou gaan houden.

      "Mijn maatje en ik zijn gestopt met onze studies geneeskunde omdat we gedesillusioneerd waren door de knoeiboel die de laatste generatie van de wereld heeft gemaakt. We zagen er het nut niet van in om onze studies voort te zetten en dan met ons diploma in de hand in de rij te moeten gaan staan voor brood en om restjes te moeten bedelen."

      "Maar dokters zijn overal ter wereld nodig."

      "Dat kan wel zijn, maar wij wilden absoluut onderzoek doen en werken aan een middel tegen malaria en pokken. Nu zijn alle onderzoeksprogramma's stilgelegd door een gebrek aan financiering."

      "Onderzoek is goed," zei ze, "maar besef je wel dat de Britten al onze middelen afpakken en wat geven ze ons in de plaats? Bescherming! Bescherming, zeggen ze, tegen invasies, tegen ziektes en tegen onze eigen onwetendheid. Als ze ons een beetje medische hulp zouden geven, zouden we erg dankbaar zijn. Maar wij hebben maar een handjevol dokters en verpleegsters voor twintig miljoen mensen."

      "Wat? Dat is belachelijk," zei ik. "Er zou een dokter en een verpleegster moeten zijn voor elke vijfhonderd mensen."

      "Dit is heel juist, maar wij zouden al gelukkig zijn als onze ernstig zieken af en toe een dokter konden bezoeken." Ze was opgewonden nu, en ik glimlachte toen ik het blauwe vuur in haar ogen zag. Ze was haar persoonlijke problemen vergeten toen ze de Britse opperheren begon aan te vallen. "De pokkenepidemie die mijn moeder gedood heeft, heeft duizenden mensen het leven gekost en er werd niets gedaan om ons te helpen."

      "Maar scholen. Ik weet dat de Britten scholen bouwen en overheidsadministraties oprichten."

      "Ha!" Ze lachte. "De Britten hebben fantastische scholen, de allerbeste. Er komen veel leraars uit Engeland om hun dierbare kindjes te leren hoe je spreekt en eet en hoe je heerst over de arme, ellendige inboorlingen die het ooit zo trotse Birmaanse volk geworden is. Onze kinderen moeten nog steeds op de grond zitten in lemen hutten en kijken naar iemand die cijfers in de aarde krabbelt. Dat is jullie fantastische, Britse onderwijsstelsel."

      "En mocht jij de koningin van Birma zijn, wat zou je dan doen?"

      "Alsjeblief," zei ze en ze trok haar handen uit de mijne. "Spot niet met me. Ik ben geen klein kind dat haar zin moet krijgen." Ze keek weg in de richting van het paleis. Er ging een licht uit in een van de hoge torens.

      "Geloof me, Kayin, ik geef nooit zomaar iemand zijn zin. Ik ben erg geïnteresseerd in je ideeën en opinies over wat er met de wereld moet gebeuren. Het is onze generatie, die van mij en jou, die de schade moet herstellen die veroorzaakt is door rijke, oude mannen die in ivoren torens wonen. Een jaar geleden zou ik nog de kant van de Britten gekozen hebben en tegen je geargumenteerd hebben. Maar nu weet ik niet meer wat ik moet denken. Ik vind het erg moeilijk om het oneens met je te zijn. Ik wilde dat onze avond samen aangenaam en mooi zou zijn. De hele middag kon ik alleen maar denken aan hoe ik je wat kon opvrolijken en hoe ik ervoor kon zorgen dat je me leuk zou vinden. Ik beschouw je echt als mijn intellectuele gelijke en als ik je vraag wat je zou doen, mocht je de leiding over je eigen land hebben, dan bedoel ik dat op een theoretische manier. Wat zou je doen als je plots de macht had om iets te doen voor je volk?" Ik wist niet waar die speech vandaan kwam, maar ik begon te klinken als de liefhebber van discussies die ik ooit was.

      Kayin keek me een hele poos aan. Het was een andere manier van kijken dan wat ik me herinnerde van tijdens onze wandeling naar de bank die voormiddag, toen ons gesprek luchtig en zorgeloos was geweest. Haar blik was antipathiek of kwaadaardig.

      "Jij bent Amerikaan."

      Ik knikte.

      "Dat is zowat hetzelfde als Brit zijn."

      Ik haalde mijn schouders op en schudde dan mijn hoofd. Ik beschouwde mezelf helemaal niet als een Brit.

      "Mag ik het dan zo verwoorden?" vroeg ze. "Je bent meer Brit dan Birmaan."

      Ik zei dat dat klopte.

      "Neem dit niet verkeerd op, Mr. Busetilear, maar mocht ik koningin van Birma zijn, zoals je zei, dan zou ik zonder omhaal alle Engelsen en Amerikanen, maar