Название | Raji: Boek Drie |
---|---|
Автор произведения | Charley Brindley |
Жанр | Современная зарубежная литература |
Серия | |
Издательство | Современная зарубежная литература |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9788835423072 |
Ik keek naar mijn vuile, oude zeemanspet en dan weer naar Kayin. Haar woorden en haar glimlach voor de Engelsman waren net dezelfde als die die ze mij net geschonken had.
* * * * *
Het was per ongeluk dat ik tegen Kayin gebotst was bij de voordeur van het hotel - zij kwam net buiten toen ik terugkeerde naar het hotel na een wandeling langs de rivier. Dit gebeurde de dag nadat ik haar voor het eerst ontmoet had aan de balie. Daarvoor, toen ik uit mijn kamer kwam en naar buiten ging, had ik naar de balie gekeken in de hoop dat ze vrij zou zijn en ik haar een of andere banale vraag kon stellen, zoals waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel was of hoe ver het was naar de rivier. Maar ze was in gesprek met de hotelmanager, een Engelsman, en het leek me beter hen niet te onderbreken.
"Ik sorry, Mr. Busetilear," zei Kayin tegen me op straat bij de voordeur van het hotel na onze botsing. "Ik ben zo onhandig." Ze hurkte neer om haar pakjes op te rapen.
"Nee, nee." Ik hurkte neer en stootte opzettelijk mijn hoofd tegen het hare. "Het was mijn schuld."
Ze lachte en wreef over de zijkant van haar hoofd terwijl ik over mijn voorhoofd wreef. "Misschien," zei ze, "volgende keer beter wij blijven uit elkaars buurt zodat we elkaar geen pijn doen."
Haar lach was prachtig en exact de reactie die ik beoogd had.
"Weet u toevallig," vroeg ik, "waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel is?"
Ze sperde haar ogen open. "Bent u een boeddhist?"
"Nee." Ik pakte haar bij de elleboog om haar recht te helpen. Ik kon niet liegen tegen haar. Ik had haar al misleid door mijn hoofd tegen het hare te stoten, maar dat was gerechtvaardigd. "Nee, ik ben geen boeddhist, maar ik zou graag een tempel bezoeken." Ik was zeker dat ze zelf boeddhist was, zoals de meeste Birmanen.
"Ik heb enkel nu een uur lunchpauze en ik moet naar bank voor die Mr. Haverstock, onze manager, en dan ook naar kantoor van American Express."
"Oh." Ik was ontgoocheld. Werkelijk diep ontgoocheld dat ze andere bezigheden had. "Oké." Ik kreeg plots een inval. "Mag ik je vergezellen tot bij de bank? Dan kan je me de weg wijzen naar een tempel."
Als de bezigheden voor de hotelmanager een verzinsel waren en ze eigenlijk afgesproken had met haar vriend of haar man, dan zou ze me zeggen dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien en zelf een tempel moest zoeken. Een vrouw die zo mooi is als zij moet wel een vriend of een man hebben.
"Natuurlijk," antwoordde ze meteen. "Jouw vergezellen naar bank zou fijn zijn. Het is tamelijk ver te gaan."
Onderweg babbelden we gezellig over Birma, Mandalay, het hotel, haar job, haar baas en net toen we bijna bij de persoonlijke informatie waren, die ik echt wilde, hield ze me tegen.
"Wel," zei ze, "hier is de bank waar ik hotelgeld moet geven."
Ik keek omhoog naar het imposante, romaanse gebouw dat vier verdiepingen hoog was. In een marmeren plaat boven de ingang waren de woorden "Reserve Bank of India" gehouwen. Op dat ogenblik maakte Birma nog deel uit van India en de Britten gebruikten dezelfde munt in het hele gebied.
"Nu al!" Ik was oprecht verrast dat we er waren. "Maar je zei dat het ver was."
"We hebben ongeveer twaalf blokken gekomen, waarschijnlijk." Ze stond naast de deur van de bank en lachte lief.
"Oh," zei ik na een momentje. "Waar is die tempel?"
"Loop hier gewoon verder een blok of twee, dan aan linkerkant, wandel een beetje tot je ziet felgeel kleur zijkant van huis. Stop en probeer kleine brug te zien vlak voor je aan linkerkant, een paar minuutjes en je zal zien voorkant van Shwe Nadawtempel."
Ik weet niet zeker of het klopte, maar ik had het sterke gevoel dat ze me probeerde uit mijn lood te slaan met haar snelle aanwijzingen.
"Zei je dat links de gele winkel was, of was het rechts?" Ik probeerde het nog verwarrender te maken.
"Wacht hier drie minuten of beetje meer, dan wij wandelen bij die plaats samen."
Met een brede glimlach ging ze de bank binnen. Ik keek door het raam naar haar terwijl ze het geld van het hotel aan een bediende gaf en dan naar een jongedame ging die aan een bureau zat en voorover leunde om haar iets te vertellen. De jongedame gluurde even mijn richting uit en ik keek de andere kant op en zag een politieagent voorbijfietsen.
Nadat ze buitenkwam uit de bank wandelden we door de Yadanarstraat naar de oevers van het Nadikanaal waar ik aan een stalletje ohn no khao swè kocht als lunch. Het eten bestond uit rijstnoedels en kip, bereid in kokosmelk. Het was erg kruidig, zoals het meeste Birmaanse eten, en erg lekker.
We keerden wat te laat terug naar het hotel, maar Kayin verzekerde me dat het oké was. Ik zei dat ik het goed zou maken met een lekker diner in een restaurant in de buurt mocht ze problemen krijgen met de manager.
"Wel," zei ze, "misschien wel een beetje problemen krijgen."
Om 6 uur 's avonds, toen haar werk erop zat, zou ze naar huis gaan om zich om te kleden, zei ze, en dan zouden we elkaar om acht uur terugzien tegenover het restaurant.
Het wachten duurde lang en tijdens die eindeloos durende middag realiseerde ik me dat ik nog nooit een date met een meisje had gehad. Raji en ik hadden heel veel samen gedaan, maar nooit iets wat je echt een date kon noemen. Ik was eenentwintig en onervaren, zoals mijn vader het zou noemen. Ik vroeg me af of Kayin ervaren was. Waarom was ik nooit uitgegaan met een vrouw? Waarom waren Raji en ik nooit samen naar bed geweest? Hoe zou het zijn om met iemand naar bed te gaan? En waarom dacht ik er de laatste tijd zo vaak aan, terwijl dat voordien nooit zo was? Enzovoort enzovoort, uren aan een stuk.
Eindelijk viel de avond en ik was al drie kwartier tegenover het restaurant aan het ijsberen en me aan het afvragen of dit de verkeerde straat was. Maar daar kwam ze, precies om acht uur, over het trottoir in mijn richting gewandeld; haar hakken klikten een snel ritme.
Ik was erg zenuwachtig en ongemakkelijk. Aan een tafel zitten bij kaarslicht met een mooie vrouw was nieuw voor mij. Ik wist niet of ik vragen moest stellen of over mezelf moest praten. Ik had veel tijd doorgebracht met een andere mooie vrouw, Raji, maar onze relatie was ongedwongen, bijna familiaal. Niet romantisch. Ik had het gevoel dat er tussen Kayin en mij ook geen sprake van romantiek zou zijn. Ik was zo'n kluns dat ik overtuigd was dat ze me slaapverwekkend saai vond. Als ze geeuwt, nam ik me voor, vertrekken we en wandel ik met haar mee naar huis.
Maar Kayin was welgemanierd. Ze praatte ongedwongen over Birma en haar job in het hotel en ze stelde vragen over Amerika en de vrijheden die we genoten.
In het begin antwoordde ik kort en ter zake, want ik wilde het gesprek niet domineren. Ze kaartte allerlei onderwerpen aan en hield de vragen en de antwoorden mooi in evenwicht.
We werden bediend en al snel was er een uur voorbij, en dan nog een.
Na het verrukkelijke diner wandelden we uren door parken en voorbij tempels en helemaal tot bij het Golden Palace met zijn brede slotgracht en hoge torens op elk van de vier hoeken.
"Ben je er al ooit binnen geweest?" vroeg ik.
"Het Golden Palace?" vroeg ze. "Dat is waar koning Rama woont."
"Ah, het paleis van koning Rama. Maar ben je er al ooit binnen geweest? Ik vraag me af hoe het eruit ziet."
"Oh." Ze aarzelde en keek een ogenblik naar een van de torens voor ze verder ging. "Op de foto's die ik gezien heb, is het, hoe het zeggen, sierig?"
"Sierlijk," zei ik.
"Ja, sierlijk. Sorry, mijn Engels niet zo goed.”
“Je Engels is fantastisch. Wil je me Birmaans leren?"
Ze keek me een hele poos aan. "Waarom ben je naar Mandalay gekomen?"
We stonden aan de rand van de slotgracht steentjes in het donkere water te gooien.
"Ik ben onderweg naar Myitkyina," zei ik. “Mijn maatje komt me achterna naar het hotel binnen een paar dagen. Ik heb ons aangemeld voor de Gaw-byan, een rivierboot.