De economische toestand der vrouw. Gilman Charlotte Perkins

Читать онлайн.
Название De economische toestand der vrouw
Автор произведения Gilman Charlotte Perkins
Жанр Зарубежная классика
Серия
Издательство Зарубежная классика
Год выпуска 0
isbn



Скачать книгу

die onder ons bestaat.

      III

      Na te hebben vastgesteld dat het buitensporig geslachts-onderscheid (de over-sexualiteit) in het menschenras bestaat, dienen wij den gewonen lezer nog duidelijk te maken, wat met dezen term bedoeld wordt. Volgens de volksmeening, zoowel in ruw-gemeenzame als in overbeschaafde kringen, beteekent “sexueel” (geslachtelijk) meestal “sensueel” (zinnelijk), en meent men iemand, die den last der over-sexualiteit te dragen heeft, daarvan een verwijt te moeten maken. Deze meening kunnen wij onmiddellijk ter zijde stellen, want zij toont duidelijk aan dat men de beteekenis van den gebruikten term niet kent. Een man toch voelt zich niet beleedigd als men hem “mannelijk” noemt, of een vrouw als men haar “vrouwelijk” noemt. En toch is alles wat mannelijk of vrouwelijk aan hen is sexueel. Zich door vrouwelijkheid te onderscheiden, beteekent niets anders dan zich sexueel te onderscheiden. Over-vrouwelijk te zijn is over-sekst te zijn. Door op de een of andere wijze de onderscheidingsteekens van het geslacht, de primaire zoowel als de secondaire, in overmaat te vertoonen, bewijst men over-sekst te zijn. Om bij ons voorbeeld van den pauwhaan te blijven, eene te groote en te schitterende staart zou bewijzen dat hij over-sekst was, doch dit zou voor zijn zedelijk karakter geen beleediging zijn!

      De primaire geslachts-kenmerken zijn in ons ras zoowel als in andere rassen alleen in de organen en functien aanwezig die een werkelijke rol bij de voortplanting vervullen. De secondaire kenmerken, – en hier moeten wij onze grootste overmaat zoeken, – zijn te vinden in al die kenmerken in orgaan en functie, in gelaatsuitdrukking en beweging, in gewoonte, manieren, wijze van doen, bezigheid, gedrag, waardoor mannen en vrouwen uiterlijk van elkaar onderscheiden worden. Ziet men een troep paarden op een kleinen afstand dan kan men de geslachten niet van elkander onderscheiden. In een kudde rendieren zijn de mannetjes door hun gewei onmiddellijk te herkennen. De leeuw onderscheidt zich door zijn manen, de kater alleen door wat zwaarder bouw. In sommige soorten van insekten verschillen het mannetje en het vrouwtje uiterlijk zooveel van elkaar, dat zelfs natuuronderzoekers gemeend hebben dat zij tot afzonderlijke soorten behooren. Boven deze verschillen staat het verschil in gedrag. Elke sekse bezit zekere psychische eigenschappen. De krachtige moederlijke hartstocht is even goed een geslachts-kenmerk als de manen van den leeuw of de horens van het hert. Het oorlogzuchtige en heerschende in het karakter van den man zijn geslachtskenmerken; de bescheidenheid en bedeesdheid der vrouw zijn geslachts-kenmerken. De zucht om te broeden is een geslachts-kenmerk van de hen; de zucht om trots en deftig te stappen is een geslachts-kenmerk van den haan. De neiging tot vechten is een geslachts-kenmerk der mannen in het algemeen; de neiging om te beschermen en te verzorgen is een geslachts-kenmerk der vrouwen in het algemeen.

      De beginnende neiging tot geslachts-onderscheid is bij de menschen, wier voornaamste werkzaamheden van socialen aard zijn, in allerlei functiën merkbaar. Wij hebben onze industrieele werkzaamheden, onze verantwoordelijkheid, onze ware deugden, door geslachtslijnen in tweeën gedeeld. Het is daarom duidelijk dat het buitensporig geslachts-kenmerk in de menschheid, en in de vrouw in het bijzonder, geen bepaald “zedelijk” verwijt in zich sluit, ofschoon het in ruimer beteekenis aantoont dat het op den vooruitgang der menschheid een beslist slechten invloed uitoefent.

      In de primaire kenmerken is onze buitensporigheid niet zoo merkbaar als in de verdere en fijnere ontwikkeling; doch zelfs daar zijn de bewijzen duidelijk aanwezig. Geslachts-drift uit zich bij den man ten eerste veel sterker dan noodig is voor de voortplantings-processen, zoo sterk inderdaad, dat het geheele proces er door tegengegaan of benadeeld wordt. Het directe nadeel aan de voortplanting door den overdreven geslachts-lust van den man, het indirecte nadeel door zijn verzwakkenden invloed op de vrouw, met het verschrikkelijk kwaad door buiten-echtelijke geslachts-gemeenschap aan de maatschappij berokkend – deze zijn de bijna algemeen bekende gevolgen. Eeuwenlang kenden wij ze reeds en wij hebben het kwaad trachten te beteugelen door burgerlijke, maatschappelijke en zedelijke wetten. Maar wij hebben het altijd als een daad van vrijen wil beschouwd en niet als een toestand van ziekelijke ontwikkeling. Wij hebben altijd gemeend dat het juist was dat mannen zoo waren, maar dat het verkeerd was dat zij zoo handelden. Op die wijze werkt de natuur niet. Wie zoo moet zijn, moet ook zoo handelen. Wie anders moet handelen, moet ook anders zijn. De overdreven eisch naar geslachts-gemeenschap in den man is een buitensporig geslachts-kenmerk. Wij vinden in een zeker soort ruwheid en hardheid, in een te groote heerschzucht en trots, in een te sterk toegeven aan de macht tot geslachts-lust, de voornaamste kenteekenen van een buitensporig geslachts-kenmerk in mannen. Dit werd in hen steeds beteugeld en tegengewerkt door de gezonde werkzaamheden van het ras-leven. Hunne krachten werden gebruikt en hun talenten ontwikkeld langs de geheele linie van den menschelijken vooruitgang. Met den vooruitgang van industrie, koophandel, wetenschap, fabrieken, regeering, kunst, godsdienst, werd de man van ons ras mensch, veel meer dan man. Hoe sterk deze hartstocht in hem is en hoe buitensporig hij er ook aan toegeeft, toch is hij een veel normaler dier dan het vrouwtje van zijn ras, veel minder over-sekst. Voor hem is dit veld van bijzondere werkzaamheid slechts een deel van zijn leven, – een voorbijgaand iets. De geheele wereld staat daar buiten. Voor haar daarentegen is het de geheele wereld. In het bekende gezegde van madame de Staël: – “Liefde is voor den man een episode, voor de vrouw een geschiedenis,” – is dit zeer goed weergegeven. In de vrouw vinden wij het buitensporig geslachts-onderscheid van het menschenras, lichamelijk, geestelijk, maatschappelijk, het volledigst uitgedrukt.

      Eerst het lichamelijk onderscheid. Door een voorbeeld zal ik trachten het verschil tusschen een normaal en een abnormaal geslachts-kenmerk duidelijk te maken. Beschouw voor dat doel een wilde koe en een “melkkoe” zooals wij die gemaakt hebben. De wilde koe is een vrouwtje. Zij heeft gezonde kalveren en melk genoeg om hen te voeden; dat is al de vrouwelijkheid die zij noodig heeft. Overigens is zij meer rund dan vrouwelijk. Zij is een licht, sterk, vlug, gespierd schepsel, in staat als het noodig is te rennen, te springen, te vechten. Voor ons economisch voordeel hebben wij de eigenschap van de koe om melk te kunnen voortbrengen, kunstmatig ontwikkeld. Zij is een wandelende melk-machine geworden, aangefokt en opgeleid voor dat uitsluitend doel, zoodat haar waarde in liters berekend kan worden. Melk-afscheiden is een moederlijke functie, een geslachts-functie. De koe is over-sekst. Breng haar in haar natuurlijken toestand terug en indien zij de verandering overleeft, dan zal zij na eenige generaties weder in een eenvoudige koe veranderd zijn, die al haar energie gebruikt in de algemeene werkzaamheden van haar ras, in plaats van op te gaan in het produceeren van melk.

      Lichamelijk behoort de vrouw tot een groot, krachtig schoon diersoort, dat in staat is tot groote inspanning van allerlei aard. In elk ras en op elk tijdstip waar zij gelegenheid had aan de werkzaamheden van het ras deel te nemen, ontwikkelde zij zich in overeenstemming daarmede en zij werd niet minder vrouw door een gezond menschelijk wezen te zijn. In elk ras en op elk tijdstip waar men haar deze gelegenheid ontnam, – en haar jaren van vrijheid waren inderdaad zeer weinige, – heeft zij zich in die richting ontwikkeld waarvoor men haar bestemde, en die richting was altijd geslachts-werkzaamheid. Daardoor treedt het geslachts-onderscheid bij de vrouw zeer sterk op den voorgrond.

      De vrouwelijkheid der vrouw, – en “das ewig weibliche” beteekent eenvoudig het eeuwig sexueele, – treedt in evenredigheid tot haar menschelijkheid meer op den voorgrond, dan de vrouwelijkheid van andere dieren in evenredigheid tot hun hond- of kat- of paard-zijn. Een “vrouwenhand” of een “vrouwenvoet” is altijd te herkennen. Wij hooren echter nooit spreken van een “vrouwenpoot” of een “vrouwenhoef.” Een hand is een grijporgaan en een voet een bewegingsorgaan. Zij zijn geen secondaire geslachts-organen. De betrekkelijke kleinheid en zwakheid van de vrouw is een geslachts-kenmerk. Wij hebben het tot zulk een uiterste gebracht dat de vrouwen gewoonlijk aangeduid worden als “het zwakke geslacht.” In geen ander hoog ontwikkelde diersoort bestaat zulk een beschamend verschil tusschen het mannetje en het vrouwtje. Op de lange zwerftochten der trekvogels, in de onophoudelijke beweging der grazende kudden die het geheele jaar door over de velden trekken, of in de wilde, diepe reizen van de zalmen is nooit sprake van een zwak geslacht. En bij de hoogere carnivoren, die door hun langdurige zorg voor de jongen dichter bij ons staan, vreest de jager den aanval van het vrouwtje meer dan van het mannetje. De ongeëvenredigde zwakheid is een buitensporig geslachts-kenmerk. Haar schadelijke gevolgen kunnen duidelijk aangetoond worden bij de Oostelijke natiën, waar de vrouwen in gesloten harems geheel alleen voor geslachts-functiën bestemd zijn en de uitoefening van elke ras-functie haar verboden is. Bij zulke volkeren wordt de zwakheid, de