Название | Schuilen voor hoge vlammen |
---|---|
Автор произведения | Блейк Пирс |
Жанр | Зарубежные детективы |
Серия | |
Издательство | Зарубежные детективы |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781094303420 |
“Neem me mee naar je slaapkamer.”
Hij trok haar dichterbij, tilde haar op en liet haar haar benen rond zijn middel slaan. Ze kusten elkaar en hij gehoorzaamde haar. Langzaam droeg hij haar naar de slaapkamer. Avery ging zo op in het hele gebeuren dat ze nauwelijks hoorde dat hij de deur achter zich dichttrok.
Toen hij haar op het bed legde, was ze zich alleen nog maar bewust van zijn handen, zijn mond en zijn perfecte lichaam dat ze op het hare voelde.
Hij onderbrak hun kussen en vroeg haar nog een keer: “Weet je het wel zeker?”
Met zijn vraag overtuigde hij haar juist nog meer. Hij gaf echt om haar en wilde wat ze samen hadden niet in gevaar brengen.
Ze knikte vol overtuiging en trok hem steviger op haar lichaam.
En toen was ze heel even niet langer de gefrustreerde rechercheur, de bezorgde moeder of de angstige dochter die zag hoe haar vader haar moeder vermoordde. Ze was alleen Avery Black... Een vrouw zoals alle andere vrouwen, een vrouw die kon genieten van de dingen die het leven haar te bieden had.
Ze was bijna vergeten hoe dat voelde en zwoor bij zichzelf deze gevoelens nooit meer te laten verdwijnen.
HOOFDSTUK DRIE
Avery opende haar ogen en staarde naar het onbekende plafond. Door het slaapkamerraam scheen het zachte licht van het ochtendgloren op haar bijna naakte lichaam. Het verlichtte ook de naakte rug van Ramirez naast haar. Ze draaide zich voorzichtig om en glimlachte. Hij lag te slapen op zijn zij, met zijn gezicht naar de andere kant.
Ze hadden die avond twee keer gevreeën, en in de twee uur ertussenin hadden ze een lichte maaltijd klaargemaakt en gepraat over hoe hun relatie het werk zou beïnvloeden als ze niet voorzichtig waren. Rond middernacht waren ze naast elkaar in slaap gevallen. Avery was rozig geweest en kon zich niet meer herinneren wanneer ze precies in slaap was gevallen, maar ze herinnerde zich nog wel zijn arm rond haar middel.
Dat wilde ze opnieuw, dat gevoel van veilig zijn en gewild zijn. Eventjes dacht ze erover om haar vingertoppen over zijn ruggengraat te laten glijden (en misschien over nog wat andere plaatsen), zodat hij wakker zou worden en haar weer zou vasthouden.
Ze kreeg er echter de kans niet toe. Het geluid van een binnenkomend bericht op haar telefoon klonk. Ook op die van Ramirez. Dit kon maar een ding betekenen: het ging over werk.
Ramirez zat meteen rechtop. Het laken gleed van hem af en ontblootte alles. Avery kon de verleiding niet weerstaan en keek stiekem naar zijn naakte lichaam. Hij greep zijn telefoon van het nachtkastje en met een wazige blik bekeek hij het bericht. Terwijl hij dat deed viste Avery haar eigen telefoon uit de hoop kleren op de grond.
Het bericht was van Dylan Connelly, hoofd van de dienst Moordzaken op politiebureau A1. Zoals gewoonlijk was het bericht kort en krachtig:
Lichaam gevonden. Vreselijk verbrand. Mogelijk hoofdtrauma.
Kom meteen naar het verlaten bouwterrein in Kirkley Street. Nu!
“Wat fijn om zo wakker te worden,” gromde Avery.
Nog altijd helemaal naakt stapte Ramirez uit bed en hurkte hij naast haar neer op de vloer. Hij trok haar dichterbij en zei: “Inderdaad, héél fijn om zo wakker te worden.”
Ze leunde tegen hem aan en voelde een zekere angst toen ze besefte hoe belachelijk gelukkig ze zich voelde. Ze gromde weer en stond op. “Verdorie,” zei ze. “We zullen te laat komen. Ik moet mijn auto nog oppikken en naar huis rijden om andere kleren aan te trekken.”
“Komt wel goed,” zei Ramirez, terwijl hij zich aankleedde. “Terwijl we naar jouw auto rijden, stuur ik wel een berichtje terug. En dan stuur jij nog weer wat later een antwoordje. Want jij hebt het bericht misschien helemaal niet gehoord en het kostte mij wat tijd om je wakker te bellen.”
“Dat klinkt als bedrog,” zei ze, terwijl ze haar T-shirt aantrok.
“Dat klinkt als slím,” zei hij.
Terwijl ze zich verder aankleedden lachten ze naar elkaar. Samen liepen ze naar de badkamer, waar Avery iets van haar haren probeerde te maken en Ramirez zijn tanden poetste. Ze haastten zich naar de keuken. Avery gooide snel wat muesli in twee kommen.
“Zoals je kunt zien,” zei ze, “ben ik een fantastische kok.”
Hij omhelsde haar van achteren en leek haar helemaal in te ademen. “Zullen we het redden?” vroeg hij. “We gaan ervoor zorgen dat dit werkt, toch?”
“Ja,” zei hij. “We gaan ervoor.”
Snel schrokten ze hun ontbijt naar binnen. Ze keken elkaar aan terwijl ze beiden probeerden elkaars reactie te peilen over wat er de vorige avond gebeurd was. Avery kon merken dat hij net zo gelukkig was als zij.
Ze liepen naar buiten, maar voor Ramirez de deur achter zich dichttrok, bleef hij even staan. “Wacht, even nog weer naar binnen.”
Verbaasd liep Avery zijn flat weer in.
“Hier, in mijn flat,” zei hij, “zijn we geen officiële collega’s, toch?”
“Nee,” zei Avery.
“Dus dan kan ik dit nog even doen,” zei hij. Hij leunde naar voren en kuste haar. Zijn kus was zo intens dat ze haar benen even slap voelde worden. Speels duwde ze hem van zich af. “Zoals ik al eerder zei,” zei ze, “niet aan beginnen als je het niet kunt afmaken.”
“Je houdt ’t nog tegoed,” zei hij. Samen liepen ze naar buiten en dit keer sloot hij de deur. “Oké, tijd om aan de slag te gaan. Na jou, rechercheur Black.”
***
Ze deden wat Ramirez had voorgesteld. Avery wachtte precies zestien minuten voor ze het bericht van Connelly beantwoordde. Tegen die tijd was ze bijna bij haar flat en ze voelde zich nog altijd gelukkig over hoe de vorige avond verlopen was. Ze slaagde erin om in nauwelijks tien minuten zich om te kleden, een kop koffie te drinken en weer op pad te zijn, op weg naar Kirkley Street. Natuurlijk was ze meer dan een halfuur later dan Connelly had gewild.
Er liepen al wat agenten rond. Avery zag verschillende bekende gezichten; agenten die ze in de loop van haar carrière als moordrechercheur had leren kennen en respecteren. De uitdrukking op hun gezichten deed haar meteen beseffen dat het een lange en zware ochtend ging worden.
Ze zag Mike O’Malley en vond het meteen zorgwekkend dat de hoofdinspecteur al aanwezig was. Als hoofd van de afdeling kwam hij zelden zelf een kijkje nemen op een plaats delict, hoe afgrijselijk de omstandigheden ook waren. O’Malley was in gesprek met twee andere agenten, waarvan een Finley was. Hoewel hij een beetje te afstandelijk was naar haar smaak, had Avery toch geleerd Finley als rechercheur te waarderen.
Ze zag ook meteen Ramirez, die wat verderop op het verlaten bouwterrein met Connelly stond te praten.
Terwijl ze op hen toeliep, probeerde ze alles zo goed mogelijk in zich op te nemen. Ze was een aantal keer eerder in dit deel van de stad geweest, maar had er nooit veel aandacht aan geschonken. Het was een van de vele financiële rampen in dit deel van de stad, een buurt waar enthousiaste projectontwikkelaars tonnen geld in hadden gepompt, maar waarvan de waarde al snel gedaald was, met als gevolg dat potentiële kopers het lieten afweten. Toen de werkzaamheden eenmaal stopgezet werden, was de buurt helemaal in verval geraakt. Iets wat perfect in deze omgeving paste.
In de verte zag Avery twee schoorstenen die als reusachtige symbolen van dit in verval geraakte deel van de stad boven alles uittorenden. Ze spuwden gigantische rookpluimen uit, waardoor het net leek alsof het een bewolkte morgen was, maar alleen in dit deel van de stad. Aan de andere kant van het verlaten bouwterrein zag Avery de oevers van wat een veelbelovend beekje had kunnen zijn dat achter de huizen van de betere middenklasse zou hebben kunnen stromen. Nu was het overwoekerd door onkruid en braamstruiken. Tussen het dorre onkruid lag allerlei troep: plastic tassen, wikkels van verschillende snacks en allerlei ander afval. De oevers