Название | Moord met een hoger doel |
---|---|
Автор произведения | Блейк Пирс |
Жанр | Современные детективы |
Серия | Een Avery Black Mysterie |
Издательство | Современные детективы |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632919557 |
Naar huis gaan na deze zware dag voelde net als alle andere dagen, alleen was de sfeer behoorlijk geladen en vele collega’s werden door het voorpaginanieuws nog meer aangemoedigd.
“Hé, Black,” riep iemand, terwijl hij naar haar foto wees. “Leuke kop.”
Een andere agent tikte op de foto van Howard Randall. “Volgens dit verhaal waren jullie behoorlijk gek op elkaar, Black. Hou je van gerontofilie? Je weet toch wel wat dat betekent? Dat je het graag met oude mannetjes doet.”
“Wat zijn jullie toch grappig.” Ze glimlachte en richtte als een wapen haar vingers op hen.
“Rot op, Black.”
In de garage stond een witte BMW geparkeerd, vijf jaar oud, vuil en verwaarloosd. Avery had die gekocht op het hoogtepunt van haar succes als strafpleiter.
Waar zat je toen met je gedachten? mijmerde ze. Waarom koopt iemand nu een wítte auto?
Prestige, herinnerde ze zich. De witte BMW was opvallend en flitsend geweest en ze wilde er iedereen duidelijk mee maken dat ze het had gemaakt. Nu was hij niet meer dan een herinnering aan haar mislukkingen.
Avery’s flat was in Bolton Street, in het zuidelijk deel van Boston. Het was een kleine flat, op de tweede verdieping, met twee slaapkamers. Het was heel wat minder dan haar vorige luxueuze penthouse, maar het was er ruim en netjes, met een mooi terras, waar ze kon ontspannen na een drukke werkdag.
De woonkamer was groot en op de vloer lag een zacht bruin tapijt. De keuken bevond zich rechts van de voordeur en was door twee grote kookeilanden afgescheiden van de rest van de kamer. Planten of dieren had ze niet. De flat lag aan de noordzijde van het gebouw, waardoor het er meestal donker was.
Avery gooide haar sleutels en de rest van haar spullen op tafel: wapen, schouderholster, portofoon, badge, riem, telefoon en portefeuille. Op weg naar de douche deed ze haar kleren uit.
Na een lange douche om de gebeurtenissen van de dag van zich af te spoelen, deed ze gemakkelijke kleding aan, nam een biertje, griste ze haar telefoon van tafel en ging naar het terras. Ze keek op haar telefoon en zag twintig gemiste oproepen en zo’n tien berichten. De meeste waren van Connelly en O’Malley, en met een hoop geschreeuw.
Soms was Avery zo geconcentreerd met een zaak bezig dat ze weigerde haar telefoon te beantwoorden, vooral als ze nog geen enkel puzzelstukje op zijn plek had weten te leggen. Vandaag was zo’n soort dag geweest.
Ze scrolde omlaag langs de laatstgekozen nummers en langs alle nummers van diegenen die haar de laatste maand hadden opgebeld. Niet een ervan was van haar dochter of haar ex.
Opeens besefte ze dat ze hen miste.
Ze koos een nummer.
De telefoon ging over.
Een boodschap beantwoordde haar oproep: “Hallo, met Rose. Ik ben er even niet, maar als je een korte boodschap inspreekt met je naam en nummer, dan bel ik je zo snel mogelijk terug. Dank je wel.” Piep.
Even speelde ze met het idee Jack te bellen, haar ex. Hij was een goeie vent, haar schoolliefde en met een hart van goud, echt een heel fijne persoon. Toen ze achttien was hadden ze een passionele relatie gehad, maar met haar misselijkmakend ego nadat ze de baan van haar leven had binnengehaald, had ze alles verpest.
Jarenlang had ze anderen de schuld gegeven voor hun scheiding en voor de breuk met haar dochter: Howard Randall met zijn leugens, haar vorige baas, het geld, de macht en alle personen die ze had moeten gebruiken en misleiden om de waarheid steeds een stap voor te blijven. Langzaamaan werden haar klanten minder betrouwbaar en toch wilde ze doorgaan, ze bleef blind voor de waarheid en speelde een spel met de gerechtigheid, enkel en alleen om dat ene doel te kunnen bereiken: winnen. Nog een laatste zaak, had ze zich vaak voorgenomen. De volgende keer verdedig ik iemand die écht onschuldig is en zet ik alles recht.
Howard Randall was die laatste zaak geweest.
“Ik ben onschuldig,” had hij uitgeroepen bij hun eerste ontmoeting. “Deze studenten zijn mijn leven. Waarom zou ik ze iets willen aandoen?”
Avery had hem geloofd en voor de eerste keer in lange tijd had ze ook geloofd in zichzelf. Randall was een wereldberoemde professor Psychologie aan Harvard, in de zestig, zonder enig motief en voor zover bekend geen verleden vol krankzinnige persoonlijke overtuigingen. Hij zag er zelfs zwak en gebroken uit en Avery had altijd al de zwakken willen verdedigen.
Hem vrij krijgen was het hoogtepunt van haar carrière geweest, het allerhoogste wat ze ooit had kunnen bereiken. Tot hij weer moordde, met als enige doel haar als mislukte advocate te kijk te zetten.
Het enige wat Avery had willen weten was: waarom?
“Waarom heb je het gedaan?” had ze hem ooit eens gevraagd in zijn cel. “Waarom heb je gelogen en mij erin geluisd? Enkel maar om voor de rest van je leven vast te zitten?”
“Omdat ik wist dat je kon worden gered,” had Howard haar geantwoord.
Gered, dacht Avery.
Is dit dan verlossing, vroeg ze zich af en ze keek om zich heen. Hier? Nu? Geen vrienden? Geen gezin? Met een biertje in mijn hand een nieuw leven proberen op te bouwen en op moordenaars te jagen om mijn fouten uit het verleden recht te zetten? Ze nam een slok bier en schudde haar hoofd. Nee, dit is geen verlossing. Nog niet, tenminste.
Ze dacht weer aan de moordenaar.
Er begon zich een beeld van hem te vormen in haar hoofd: stil, eenzaam, wanhopig op zoek naar aandacht, een specialist in kruiden en in lichamen. Een alcoholist of een drugsverslaafde was uitgesloten. Daarvoor was hij te voorzichtig. Het minibusje kon op een gezinsleven wijzen, maar zijn acties wezen uit dat een gezin was wat hij wílde, niet wat hij hád.
Gedachten en beelden spookten door haar hoofd en na nog twee biertjes viel ze in haar comfortabele tuinstoel in slaap.
HOOFDSTUK NEGEN
Avery droomde dat haar gezin weer samen was.
Haar ex was atletisch gebouwd, met kortgeknipt bruin haar en prachtige, groene ogen. Beiden waren ze fervente klimmers en ze waren op pad met hun dochter, Rose: ze was pas zestien toen haar aanvraag voor Brandeis College werd goedgekeurd. In Avery’s droom was ze pas zes. Alle drie liepen ze zingend langs een pad met dicht op elkaar groeiende bomen. Donkere vogels fladderden en schreeuwden toen de bomen plotseling veranderden in een donker monster dat Rose een mes in haar borst stak.
“Nee!” schreeuwde Avery.
Een andere hand viel Jack aan, en hij en haar dochter werden beiden omhooggehesen.
“Nee! Nee! Nee!” huilde Avery.
Het monster daalde naar haar af.
Donkere lippen fluisterden in haar oor.
Gerechtigheid bestaat niet.
Avery schrok wakker door een onophoudelijk geluid. Ze zat nog steeds op het terras. De zon stond al aan de hemel. Haar telefoon bleef maar fel rinkelen. Ze nam op. “Black.”
“Hoi, Black!” antwoordde Ramirez. “Neem jij dan nooit je telefoon op? Ik sta beneden. Pak je spullen en kom hierheen. Ik heb koffie en de compositietekeningen.”
“Hoe laat is het?”
“Halfnegen.”
“Geef me vijf minuten,” zei ze en ze verbrak de verbinding.
De droom bleef in haar gedachten rondspoken. Met veel moeite stond ze op en ging haar flat in. Haar hoofd bonsde. Ze trok een verbleekte spijkerbroek aan en een eenvoudig wit T-shirt dat meteen wat chiquer stond met een zwarte blazer. Haar ontbijt bestond uit drie slokken jus d’orange en een mueslireep. Onderweg naar buiten wierp ze een blik in de spiegel. Haar kleding en haar povere ontbijt vielen in het niets vergeleken bij de dure broekpakken en de dagelijkse luxueuze ontbijten in de meest exclusieve restaurants van vroeger. Leer er maar mee te leven, dacht