Avonturen van een Siberische poes. Cees Prins

Читать онлайн.
Название Avonturen van een Siberische poes
Автор произведения Cees Prins
Жанр Языкознание
Серия
Издательство Языкознание
Год выпуска 0
isbn 9783991073826



Скачать книгу

      

      Inhoud

       Colofon 2

       Voorwoord 3

       Wie ben ik? 4

       Indringers 15

       Op reis 28

       Helpen 44

       Ik ben geen hond, maar… 52

       Naar de dokter 63

       Tenslotte, een gewone poesendag 71

      Colofon

      Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

      © 2021 novum publishing

      ISBN drukuitgave: 978-3-99107-381-9

      ISBN e-book: 978-3-99107-382-6

      Lectoraat: I. van Gerwe

      Vormgeving omslag: Cees Prins, Atmosphere1 | Dreamstime.com

      Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing

      Foto’s binnendeel: Cees Prins, Dorota Strzalkowska

       www.novumpublishing.nl

      Voorwoord

      Van een goede vriendin, Bep, kreeg ik “Dagboek van een poes” van Remco Campert. Na het gelezen te hebben, wist ik meteen, dat ik mij aan het schrijven moest zetten. Wij, mijn vrouw Dorota en ik, hebben namelijk ook een poes die veel beleeft.

      Wij genieten dagelijks van ons eigenwijze diertje. De hoofdreden om haar belevenissen vast te leggen, is haar sociale karakter. Ze reist met ons in de auto door veel landen in Europa, van Polen tot Italië. Ze heeft slechts twee keer, onder andere door gebrek aan aandacht, een piepje van protest laten horen. Gaan we ontbijten of lunchen, dan neemt ze gezellig ook een hapje brokjes. Eigenlijk wil ze altijd bij ons in de buurt zijn. Ze is onze “poeshond”. Bij visite die ze leuk vindt, gaat ze op een stoel ertussenin zitten.

      Uit de foto’s die Dorota en ik de afgelopen jaren hebben gemaakt, is dit boek ontstaan. Alles wat in de komende pagina’s is beschreven, is ook in werkelijkheid gebeurd. Voor Dorota en mij maakt dat alles nog veel leuker. Ik had wel honderden foto’s kunnen toevoegen en er een fotoboek van kunnen maken!

      Cees Prins

      Wie ben ik?

      Ik ben Mara, een Siberische poes. Als raskat ben ik tweemaal zo groot als de gemiddelde huis-, tuin- en keukenkatten. Ze noemen me echter geen Mara maar “Leica”. Een dergelijke, degelijke Duitse naam past beter bij mij, zeggen ze. Noblesse oblige per slot van rekening. Maar in de praktijk komt er van “Leica” helaas ook maar bitter weinig terecht. Meestal roepen ze “Poppie” of iets dergelijks. Iedere straatkat kun je zo noemen, maar mij niet vind ik. Maar ze bedoelen het wel goed. Uit mijn stamboom blijkt, dat ik een Nederlandse moeder heb: “Aura” met Russische voorouders en een Poolse vader “Fatian”, die eigenlijk meer Russisch is dan Pools. Mijn moeder was heel lief, met haar kon je ook leuk spelen. Mijn moeder heeft mij ook heel veel geleerd. Zo was ik al na vier weken zindelijk, maar het viel niet mee om in die hoge kattenbak te komen. Meestal tuimelde ik met mijn snuit in het zand. Mijn vader ziet er op foto’s heel streng uit, maar die ken ik eigenlijk niet zo goed. Hij was er feitelijk nooit. Mijn moeder heeft zich vooral met mijn opvoeding bemoeid.

      Op 19 februari 2015 ben ik geboren. Mijn geboorteplaats is Burgerbrug, een heel klein plaatsje in de kop van Noord-Holland. Ik ben niet zoals andere katten, die sterk aan hun huis gehecht zijn. Bij mij is dat anders. Ik voel mij overal wel thuis, maar mijn baasjes en mijn eigen spulletjes moeten er wel zijn. Je mag mijn spulletjes ook niet zomaar wegdoen. Mijn baasjes hebben wat dat laatste betreft een keer een fout gemaakt. Ze hebben mijn te kleine reisbench, die in de kamer stond, ingeklapt en opgeborgen. Ik heb ze toen een haal gegeven. Dat hebben ze wel begrepen, want toen ook mijn krabton te klein was geworden, hebben ze een nieuwe gekocht en die naast de oude gezet. Ik wilde er eerst niet op gaan zitten, want hij rook niet vertrouwd. Maar toen er een truitje van mijn bazinnetje op werd gelegd, vond ik het prima. Ze hebben die oude krabton later meegenomen naar Zuid-Frankrijk. Toen ik zag dat ze die de kamer in droegen, was ik heel erg blij. Ik heb twee keer zo hard mogelijk “miauw” geroepen. Hij is dan wel een beetje te klein, maar ik vind het nog steeds fijn om erop te slapen, of mijn nagels scherp te maken.

      Ik kom uit een nestje van vijf katjes met drie broertjes en een zusje. Mijn leukste broertje is Bono, maar die heet nu Bliksem en dat geeft goed zijn karakter aan. Bliksem was bijna net zo’n woesteling als ik. Omdat ik de grootste en sterkste uit het nest was en als eerste de omgeving buiten het nest verkende, noemen ze mij een alfavrouwtje. Al na bijna twee weken kroop ik over mijn slapende broertjes en zusje heen. Toen ik na vier weken uit de bench kroop, kwam Bono samen met mijn moeder al snel achter mij aan. Het was best spannend in de grote buitenwereld, maar samen met mijn moeder durfden Bono en ik een heleboel. Mijn zusje en andere broertjes bleven veilig in hun nestje liggen slapen, maar wij gingen de boel al op stelten zetten. Wij zijn wel een half uur buiten geweest, maar toen riep mijn moeder ons terug. In die tijd luisterden we nog heel goed, want als we dat niet zouden doen, mochten we daarna misschien niet meer naar buiten. Dat wilden we in geen geval riskeren.

      Ik zit rechts bovenin.

      Mijn zusje heet Donna. Donna is een mooie lapjeskat. Mijn baasje had haar aanvankelijk uitgekozen, maar mijn toekomstige bazinnetje vond dat er wat meer leven in de brouwerij moest zijn, dus wilde ze mij hebben. Donna is de rust zelf en een heel lieve poes. Mijn broertjes werden het eerst opgehaald, dus toen kon ik alleen nog maar met Donna spelen. Dat was ook wel leuk, maar minder ondernemend en minder wild. Toen ik eindelijk werd opgehaald, was dat nog niet zo eenvoudig. Ik was namelijk onvindbaar, maar dat kwam omdat ik alles eerst nog moest onderzoeken. Donna ging meteen op schoot liggen bij mijn toekomstige bazinnetje en ging direct spinnen. Ik kan niet spinnen, maar ik kan ze wel vangen. Maar spinnen eet ik niet op, die zijn niet lekker. Ik vind ze veel te bitter. Uiteindelijk vonden ze mij ergens onder een kast en met een bezemsteel lukte het daarna om mij te pakken te krijgen. Vervolgens vertrok ik naar mijn nieuwe huis in een reisbench met kussentjes daarin. Deze werd in de auto gezet: dat was mijn eerste ervaring met autorijden maar niet de laatste. Er zouden nog heel veel autoritten volgen, zoals later nog zal blijken.

      Ik stam dus af van Siberische katten, die overigens niet alleen uit Siberië komen. In de achttiende eeuw was er in St. Petersburg een rattenplaag. De toenmalige Russische tsaar Peter heeft daarom opdracht gegeven grote stevige katten te zoeken en uit te zetten in de stad. De meeste van deze katten waren Siberische katten. Die hebben toen de stad snel van de rattenplaag bevrijd. Er is zelfs in St. Petersburg ergens een monumentje opgericht als dank. Ik heb het natuurlijk nog nooit gezien, want dat is heel ver weg. Ik ben best nogal trots op dat monument, want zoiets hebben andere katten niet.

      Ik woon nu in Enkhuizen, een historisch stadje aan het IJsselmeer, maar ik heb de omgeving nog niet kunnen verkennen. Ze zeggen dat ik een binnenkat ben. Maar van nature klim ik graag in bomen. Met mijn dikke, waterdichte jas kan ik ook prima buitenspelen, zelfs als het regent of koud is. Daarom denk ik, dat ik een hele goede buitenkat zou kunnen zijn. Dat ik een