Название | Doodsgezicht |
---|---|
Автор произведения | Блейк Пирс |
Жанр | Зарубежные детективы |
Серия | Een Zoe Prime Mysterie |
Издательство | Зарубежные детективы |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781094306636 |
“En waar was je gisteravond?” drong Shelley aan. Ze leunde voorover zodat de man het gevoel kreeg dat dit hun kleine geheimpje was.
“Ik was in een bar,” gromde hij. “Lucky’s, in het oosten van de stad.”
Zoe luisterde wel, maar meer ook niet. Vanaf het eerste ogenblik dat ze hierbinnen waren gelopen had ze geweten dat dit niet hun moordenaar was. De ex-man had misschien het overwicht willen hebben toen ze getrouwd waren, maar dat was nu net het probleem: zijn gewicht. Hij was minstens vijfenveertig kilo te zwaar om die afdrukken te hebben achtergelaten, en te kort bovendien. Hij was lang genoeg om zijn vrouw onderuit te halen – een vrij kleine vrouw die ongetwijfeld vaak met zijn vuisten in aanraking was geweest – maar niet het langste slachtoffer. Hij was een meter drieënzeventig, waarschijnlijk zelfs maar een meter tweeënzeventig. Hij had zich niet zo ver kunnen uitstrekken.
“Kan iemand bevestigen dat je daar was?” vroeg Shelley.
Zoe wilde haar eigenlijk laten ophouden met het gesprek zodat ze niet nog meer tijd zouden verdoen. Maar ze zweeg. Ze wilde niet iets proberen uit te leggen dat voor haar zo klaar als een klontje was.
“Ik lag onder de tafel,” zei hij, terwijl hij met zijn hand gefrustreerd in de lucht gebaarde. “Kijk maar naar de camerabeelden. Vraag maar aan de barman. Hij heeft me er ver na middernacht uitgegooid.”
“Heeft die barman nog een naam?” vroeg Zoe, terwijl ze een notitieblok pakte om een aantekening te maken. In ieder geval zouden ze het gemakkelijk kunnen verifiëren. Ze schreef op wat hij haar vertelde.
“Wanneer heb je je ex-vrouw voor het laatst gezien?” vroeg Shelley.
Hij haalde zijn schouders op. Zijn ogen bewogen zijwaarts terwijl hij nadacht. “Weet ik veel. Dat kutwijf stond me altijd in de weg. Paar maanden geleden, denk ik. Ze liep vreselijk te zeiken over de alimentatie. Ik had een paar overmakingen gemist.
De manier waarop hij sprak werkte duidelijk als een rode lap op Shelley. Er waren emoties die Zoe slechts met veel moeite kon herkennen, ongrijpbare dingen die niet echt namen hadden of voortkwamen uit bronnen waarmee ze zich niet kon identificeren. Maar woede was gemakkelijk. Woede had evengoed een rood knipperlicht kunnen zijn, en op dit moment ging het af boven Shelley’s hoofd.
“Beschouw je alle vrouwen als ongemakken, of alleen degenen die van je gescheiden zijn nadat je gewelddadig mishandeld hebt?”
De ogen van de man vielen praktisch uit zijn hoofd. “Zeg hoor eens, je kan niet-“
Shelley viel hem in de reden voor hij zijn zin af kon maken. “Je hebt in het verleden Linda mishandeld, toch? We hebben verscheidene arrestaties voor uiteenlopende klachten over huiselijk geweld op je strafblad gezien. Je had er kennelijk een gewoonte van gemaakt om haar verrot te slaan.”
“Ik…” De man schudde zijn hoofd, alsof hij zijn gedachten op een rijtje probeerde te zetten. “Ik zou haar nooit zoiets aandoen. Iets echt ergs bedoel ik. Ik zou haar nooit om het leven brengen.”
“Waarom niet? Toch wel lekker om die alimentatie niet meer te hoeven betalen?” drong Shelley aan.
Zoe verstijfde, en haar handen balden zich tot vuisten. Als dit zo doorging zou ze moeten ingrijpen. Shelley begon haar zelfbeheersing te verliezen, haar stem werd zowel hoger als luider.
“Ik betaalde die toch al niet,” merkte hij op. Zijn armen had hij defensief over elkaar gevouwen.
“Misschien werd het je wel rood voor de ogen de laatste keer. Je wilde haar pijn doen, en het ging verder dan normaal?”
“Hou op!” schreeuwde hij terwijl hij zijn kalmte verloor. Onverwacht deed hij zijn handen over zijn gezicht, en toen hij deze weer weghaalde was er nattigheid van zijn ogen tot zijn wangen. “Ik ben opgehouden alimentatie te betalen zodat ze me zou komen opzoeken. Ik miste haar, oké? Stom wijf had me in haar greep. Ik ga me iedere avond bezatten omdat ik helemaal alleen ben. Is dat wat je wilde horen? Tevreden?”
Ze waren klaar – dat was wel duidelijk. Desondanks bedankte Shelley de man stijfjes en overhandigde hem een kaartje met het verzoek te bellen als er iets in hem opkwam. Wat Zoe zou hebben gedaan als ze gedacht had dat het iets zou uitrichten. De meeste mensen belden Zoe niet terug.
In dit geval betwijfelde ze het ook ten zeerste dat Shelley gebeld zou worden.
Shelley ademde zwaar uit terwijl ze wegliepen. “Dood spoor. Sorry, onbedoelde woordspeling. Ik geloof hem. Wat moeten we nu doen, denk je?”
“Ik wil het lichaam zien,” antwoordde Zoe. “Als er al aanknopingspunten te vinden zijn, dan zijn die bij het slachtoffer.”
HOOFDSTUK VIJF
Het kantoor van de patholoog anatoom was een laag gebouw naast het politiestation, evenals zo’n beetje al het andere in dit kleine plaatsje. Er was maar een weg die er dwars doorheen liep, met aan weerszijden winkels, een kleine lagere school en alles dat een stadje nodig had om te overleven.
Zoe voelde zich er vreselijk ongemakkelijk bij. Teveel als thuis.
De patholoog wachtte hen beneden op. Het slachtoffer was al op de tafel voor hen uitgelegd als ware het een gruwelijke demonstratie. De man was wat ouder, slechts een paar jaar van zijn pensioen verwijderd. Hij was een beetje een kletsmajoor en begon aan een lange, omslachtige uitleg van zijn autopsie, maar Zoe sloot zich af voor zijn gepraat.
Wat hij haar vertelde kon ze zo voor zich zien. De snijwond in haar nek vertelde haar de exacte omtrek van het koord waar ze naar moesten zoeken. De vrouw woog iets meer dan 77 kilo ondanks haar klein postuur, hoewel een behoorlijk deel daarvan inmiddels uit haar gestroomd was, samen met meer dan drie liter bloed.
De hoek van de snee en de kracht waarmee die was aangebracht gaven twee dingen aan. Ten eerste was de dader tussen de een meter achtenzeventig en een meter tachtig. Ten tweede steunde hij niet op spierkracht om zijn moorden te plegen. Het gewicht van het slachtoffer had niet lang aan het koord gehangen. Toen ze ineenzakte, had hij haar gewoon laten vallen. In combinatie met de keuze voor een koord als wapen betekende dit dat hij waarschijnlijk niet heel sterk was.
Niet heel sterk gecombineerd met een redelijke lengte betekende waarschijnlijk dat hij gespierd noch dik was. Anders had zijn eigen lichaamsgewicht als tegengewicht kunnen dienen. Dat betekende waarschijnlijk dat hij een slanke bouw had, een gemiddelde man van gemiddelde lengte.
Er was maar een ding waarvan ze zeker wist dat dat niet gemiddeld was, en dat was het plegen van de moord.
Wat het overige betrof hadden ze weinig aanknopingspunten. Zijn haarkleur, zijn naam, uit welke stad hij kwam, waarom hij dit deed – geen van dat alles stond geschreven in het lege, verlaten omhulsel van het ding voor hen dat ooit een vrouw was geweest.
“Wat we hieruit dus kunnen aflezen,” zei de patholoog langzaam, met een koppige, langdradige stem. “Is dat de dader waarschijnlijk van gemiddelde lengte voor een man is, misschien tussen de een meter zesenzeventig en iets meer dan een meter tachtig.”
Zoe wist zich er nog maar net van te weerhouden haar hoofd te schudden. Dat was een veel te brede schatting.
“Is de familie van het slachtoffer nog in contact geweest?” vroeg Shelley.
“Niets sinds de identificatie door haar ex-man.” De patholoog haalde zijn schouders op.
Shelley greep naar een klein hangertje bij haar keel, en trok het heen en weer op een dun gouden kettinkje. “Wat zielig,” zuchtte ze. “Arme Linda. Ze verdiende beter.”
“Hoe kwamen ze over toen je ze ondervroeg?” vroeg Zoe. Een spoor was een spoor, hoewel ze er inmiddels behoorlijk van overtuigd was dat de keuze voor Linda als slachtoffer niets meer dan een willekeurige handeling van een vreemdeling was.
Shelley haalde