Название | Doodsgezicht |
---|---|
Автор произведения | Блейк Пирс |
Жанр | Зарубежные детективы |
Серия | Een Zoe Prime Mysterie |
Издательство | Зарубежные детективы |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781094306636 |
Het was allemaal leuk en aardig om hier rond te hangen en medeleven te tonen voor de doden, maar het bracht hen niet dichter bij de antwoorden die ze zochten.
Zoe sloot even de ogen en draaide zich om, naar het andere einde van de kamer en de deur waardoor ze naar binnen waren gekomen. Ze moesten door, maar Shelley was nog steeds in gesprek met de patholoog, met een zachte, respectvolle intonatie, over wie de vrouw was geweest toen ze nog leefde.
Dat alles was totaal onbelangrijk. Kon Shelley dat niet zien? De doodsoorzaak was erg eenvoudig: ze had in een afgelegen tankstation gezeten, moederziel alleen, toen er een moordenaar op bezoek kwam. Er was niets anders van enig belang in haar hele leven.
Shelley leek Zoe’s wens om te vertrekken aan te voelen, begon zich langzaam haar kant op te begeven en creëerde op diplomatieke wijze afstand tot de patholoog. “Wat gaan we nu doen?” vroeg ze.
Zoe wilde dat ze daarop meer kon antwoorden, maar dat ging niet. Er was maar een ding te doen op dit moment, en het was niet de directe actie die ze eigenlijk wilde. “We gaan een profiel van de moordenaar maken,” zei ze. “Er moet een bericht uitgaan naar alle omringende staten om de ordehandhaving daar te waarschuwen om naar hem uit te kijken. Dan moeten we de dossiers van de eerdere moorden gaan bekijken.”
Shelley knikte, en liep ontspannen naast Zoe op de deur af. Ver hoefden ze niet te reizen.
Ze gingen de trap op en de deur van het kantoor uit. Zoe keek rond en zag de lijn van de horizon weer, die goed zichtbaar was voorbij de kleine collectie huizen en voorzieningen waaruit het stadje bestond. Ze zuchtte, kruiste haar armen tegen haar borst en dwong haar hoofd in de richting van het politiestation waar ze naartoe moesten. Hoe minder ze naar dit plaatsje hoefde te kijken, hoe beter.
“Jij bent geen fan van dit stadje, he?” vroeg Shelley naast haar.
Zoe was even verrast, maar Shelley had natuurlijk al bewezen dat ze zowel opmerkzaam als afgestemd op andermans emoties was. Eerlijk gezegd was het waarschijnlijk goed aan Zoe af te lezen. Iedere keer als ze op zo’n plek terechtkwam geraakte ze in een vreselijke stemming die ze maar niet van zich af kon schudden. “Ik hou gewoon niet zo van kleine plaatsjes,” zei ze.
“Je bent een echt stadsmeisje dan?” vroeg Shelley.
Zoe hield een zucht in. Dit was wat er gebeurde wanneer je partners had: ze wilden je altijd leren kennen. Alle kleine stukjes van de puzzel die je verleden was omhoog halen, en ze tegen elkaar aan rammen tot ze pasten op een manier die hun zinde. “Ze doen me denken aan waar ik ben opgegroeid.”
“Ahhhh.” Shelley knikte, alsof ze zag en begreep. Ze zag niets. Dat wist Zoe zeker.
Er was een pauze in hun gesprek terwijl ze door de deuren van het politiestation gingen, terug naar de kleine vergaderkamer die ze van de plaatselijke politie mochten gebruiken als hun uitvalsbasis. Toen ze zag dat ze alleen waren, plaatste Zoe een nieuw stapeltje papier op de tafel, en begon het rapport van de patholoog uit te spreiden, evenals foto’s en een paar andere verslagen van agenten die als eersten op de plaatsen delict waren gearriveerd.
“Je hebt dus geen prettige jeugd gehad?” vroeg Shelley.
Ah. Misschien zag ze dus wel. Meer dan Zoe haar had nagegeven.
Misschien had het haar niet moeten verbazen. Waarom zou Shelley niet in staat zijn emoties en gedachten te lezen op dezelfde manier waarop Zoe hoeken, maten en patronen kon lezen?
“Het was niet de beste jeugd,” zei Zoe, terwijl ze het haar uit haar gezicht schudde en zich op de documenten concentreerde. “En niet de ergste. Ik heb het overleefd.”
Er klonk een echo in haar hoofd, een schreeuw die tijd en ruimte doorkruiste. Duivelskind. Misser van de natuur. Kijk toch wat je ons nu hebt laten doen! Zoe sloot zich ervoor af, negeerde de herinnering aan een dag opgesloten te zitten in haar kamertje als straf voor haar zonden, negeerde de langdurige en harde eenzaamheid van isolatie als kind.
Shelley kwam snel tegenover haar staan, spreidde een paar van de foto’s uit de ze al hadden, en pakte toen de dossiers van de andere zaken.
“We hoeven er niet over te praten,” zei ze zacht. “Het spijt me. Je kent me nog helemaal niet.”
Dat “nog” beloofde niet veel goeds: het wees op een moment, ook al was dat in de verre toekomst, waarop Zoe geacht zou worden haar genoeg te vertrouwen. Wanneer ze al haar geheimen die sinds haar kindertijd in haar opgesloten zaten zou prijsgeven. Wat Shelley niet wist, en niet kon raden uit haar voorzichtige pogingen erachter te komen, was dat Zoe niemand zou vertellen wat er in haar jeugd gebeurd was – nooit.
Behalve misschien die therapeut die ze van Dr. Applewhite moest bezoeken.
Zoe duwde het allemaal weg en glimlachte en knikte stijfjes naar haar partner. Ze pakte een van de dossiers uit haar handen. “We moeten de vorige zaken bestuderen. Ik lees deze wel, en jij kan de andere lezen.”
Shelley trok zich terug op een stoel aan de andere kant van de tafel. Ze bekeek de afbeeldingen van het eerste dossier die over de tafel verspreid lagen terwijl ze op een van haar vingernagels kauwde. Zoe scheurde haar blik weg en concentreerde zich op de pagina’s voor haar.
“Het eerste slachtoffer werd omgebracht op een lege parkeerplaats voor een eethuis dat een half uur eerder was gesloten,” las Zoe hardop voor. Ze vatte de inhoud van het verslag samen. “Ze werkte daar als serveerster. Ze had twee kinderen, geen opleiding na de middelbare school, en was kennelijk haar hele leven in dezelfde omgeving blijven wonen. Er was geen enkel forensisch bewijs van enige waarde op de plaats delict; de methodologie was hetzelfde, de moord werd gepleegd met behulp van een koord, en daarna werden alle voetafdrukken en sporen zorgvuldig gewist.”
“Niets dat ons kan helpen hem te achterhalen, wederom,” zuchtte Shelley.
“Ze was aan het afsluiten nadat ze had schoongemaakt, op weg terug naar huis na een lange dienst. Het alarm werd vrij snel geslagen toen ze niet op haar gebruikelijke tijd thuis was.” Zoe bladerde naar de volgende pagina, en bestudeerde de inhoud op iets van waarde. “Ze werd gevonden door haar man – hij is naar het restaurant gereden toen ze haar telefoon maar niet opnam. Het is zeer wel mogelijk dat hij bewijsmateriaal heeft aangetast door het lichaam van zijn vrouw vast te grijpen bij zijn ontdekking.”
Zoe keek op. Deze zaak had duidelijk even weinig aanknopingspunten als de andere. Shelley zat zich nog altijd te concentreren, terwijl ze weer met haar hangertje aan de ketting speelde. Het werd opgeslokt door haar duim en wijsvinger, zo klein dat het daar volledig tussen verdween.
“Is dat een kruisbeeldje?” vroeg Zoe, toen haar nieuwe partner eindelijk opkeek. Het was iets om over te praten, dacht ze. Vrij normaal voor een agent om het met haar partner te hebben over de sieraden die ze gewoonlijk droeg. Toch?
Shelley keek naar haar borst, alsof ze zich niet gerealiseerd had wat haar handen aan het doen waren. “O, dit? Nee. Het was een cadeautje van mijn oma.” Ze haalde haar vingers weg, en trok het naar voren zodat Zoe het pijlvormige gouden hangertje kon zien, voorzien van een klein diamantje in de pijlpunt. “Maar mazzel dat mijn opa een goede smaak had. Het was van haar geweest.”
“O,” zei Zoe, met een zekere mate van opluchting. Ze had niet beseft hoe gespannen ze was geweest toen ze Shelley voor het eerst het kettinkje tevoorschijn had zien halen en ermee zien spelen. “Een pijl voor ware liefde?”
“Klopt helemaal.” Shelley glimlachte. Toen fronste ze wat, de verandering in Zoe’s stemming duidelijk gewaar geworden. “Was je bang dat ik vreselijk gelovig was ofzo?”
Zoe schraapte licht haar keel. Ze besefte zelf nauwelijks dat dat de reden was geweest voor haar vraag. Maar dat was het natuurlijk wel. Het was lang geleden dat ze dat verlegen kleine meisje was geweest met de overfanatieke godvrezende moeder, maar ze was nog altijd erg voorzichtig rond mensen die de kerk zagen als het belangrijkste in hun leven.
“Ik