Название | Moord in het landhuis |
---|---|
Автор произведения | Фиона Грейс |
Жанр | Зарубежные детективы |
Серия | |
Издательство | Зарубежные детективы |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781094305158 |
‘Weet je zeker dat je het kort wilt hebben?’ vroeg de vrouw. ‘Ik bedoel, je lijkt vastberaden, maar ik moet het vragen. Ik wil niet dat je er spijt van krijgt.’
‘O, ik weet het zeker,’ zei Lacey. ‘Als ik dit eenmaal heb gedaan, dan heb ik drie van mijn dromen in evenzoveel dagen uit laten komen.’
De vrouw grijnsde en greep haar schaar. ‘Goed dan. Driemaal is scheepsrecht!’
HOOFDSTUK ZEVEN
‘Zo,’ zei Ivan, terwijl hij uit het aanrechtkastje kroop. ‘Die lekkende pijp zou geen problemen meer moeten geven.’
Hij ging kreunend rechtop staan en trok verlegen aan de zoom van zijn verfrommelde grijze shirt, die over zijn spierwitte bolle buik omhoog was gekomen. Lacey deed beleefd alsof ze het niet had opgemerkt.
‘Bedankt voor de snelle reparatie,’ zei Lacey. Ze was dankbaar dat hij een attente huisbaas was die alle problemen die zich met het huis voordeden – en dat waren er al veel geweest – op zo’n snelle manier oploste. Maar ze begon zich ook schuldig te voelen over het aantal keren dat ze hem naar Crag Cottage had laten komen. De wandeling de kliffen op was niet bepaald een fluitje van een cent en hij was niet echt een jonge kerel meer.
‘Wil je nog iets te drinken?’ vroeg Lacey. ‘Thee? Bier?’
Ze wist al dat het antwoord nee zou zijn. Ivan was verlegen en wekte de indruk dat hij zichzelf als een last zag. Ze vroeg het toch altijd.
Hij grinnikte. ‘Nee, nee, het is goed, Lacey. Ik moet vanavond mijn bedrijfsadministratie doen. Geen rust voor de goddelozen, zoals ze zeggen.’
‘Vertel mij wat,’ antwoordde ze. ‘Ik was vanmorgen om vijf uur in de winkel en was pas om acht uur vanavond weer thuis.’
Ivan fronste. ‘De winkel?’
‘O,’ zei Lacey verrast. ‘Ik dacht dat ik het al aan je had verteld toen je de goten aan het schoonmaken was. Ik open een antiekwinkel in de stad. Ik huur het leegstaande perceel van Stephen en Martha, het pand dat eerst een huis- en tuinwinkel was.’
Ivan keek verbluft. ‘Ik dacht dat je hier alleen op vakantie was!’
‘Dat was ik ook. Maar toen heb ik besloten om te blijven. Natuurlijk niet precies in dit huis. Ik zal iets anders gaan zoeken zodra je het weer nodig hebt.’
‘Nee, ik vind het geweldig,’ zei Ivan, volkomen verheugd. ‘Als je hier gelukkig bent, dan ben ik blij dat je er bent. Je vind het toch niet vervelend als ik de boel om je heen opknap, hè?’
‘Ik vind het juist leuk,’ antwoordde Lacey met een glimlach. ‘Anders voel ik me een beetje eenzaam.’
Dat was het moeilijkste deel geweest van New York verlaten. Niet de stad, het appartement of de bekende straten, maar de mensen die ze had achtergelaten.
‘Ik zou waarschijnlijk een hond moeten nemen,’ voegde ze er lachend aan toe.
‘Je hebt je buurvrouw nog niet ontmoet, neem ik aan?’ zei Ivan. ‘Prachtige dame. Excentriek. Ze heeft een hond, een collie om de schapen bijeen te drijven.’
‘Ik heb de schapen wel ontmoet,’ vertelde Lacey hem. ‘Ze blijven de tuin in komen.’
‘Ah,’ zei Ivan. ‘Er zal wel een opening in de afrastering zitten. Ik zal ernaar kijken. Maar goed, de buurvrouw is altijd in voor een kopje thee. Of een biertje.’ Hij knipoogde op een vaderlijke manier die haar aan haar eigen vader deed denken.
‘Echt waar? Zou ze het niet erg vinden als er een of andere Amerikaanse aan haar deur komt?’
‘Gina? Helemaal niet. Ze zal het geweldig vinden! Ga eens bij haar langs. Ik beloof je dat je er geen spijt van zult krijgen.’
Hij ging weg en Lacey deed precies wat hij had voorgesteld: ze ging op weg naar het huis van de buurvrouw. Hoewel ‘buurvrouw’ nogal een losse omschrijving was. De cottage was een wandelingetje van minstens vijf minuten over de kliffen.
Ze bereikte de cottage, een gelijkvloerse versie van die van haar, en klopte op de deur. Aan de andere kant hoorde ze onmiddellijk consternatie, van een hond die rondscharrelde en een vrouwenstem die zei dat hij moest kalmeren. Toen ging de deur enkele centimeters open. Een vrouw met lang krullend grijs haar en uitzonderlijk kinderlijke kenmerken voor een zestiger tuurde naar buiten. Ze droeg een zalmkleurig wollen vest over een bloemetjesrok die tot op de grond kwam. Er was een snuit van een zwart-witte bordercollie te zien die probeerde om zich langs haar heen te dringen.
‘Boudicca,’ zei de vrouw tegen de hond. ‘Haal je snufferd weg.’
‘Boudicca?’ vroeg Lacey. ‘Dat is een interessante naam voor een hond.’
‘Ik heb haar naar de wraakzuchtige heidense krijgerskoningin vernoemd die op oorlogspad tegen de Romeinen ging en Londen tot de grond platbrandde. Nou, wat kan ik voor je doen, schat?’
Lacey kreeg meteen een warm gevoel bij de vrouw. ‘Ik ben Lacey. Ik woon hiernaast en dacht dat ik me maar eens moest komen voorstellen nu mijn verblijf min of meer permanent is geworden.’
‘Hiernaast? Crag Cottage?’
‘Dat klopt.’
De vrouw straalde. Ze gooide de deur wijd open en spreidde tegelijkertijd haar armen. ‘O!’ riep ze verrukt uit, en ze gaf Lacey een knuffel. Boudicca de hond werd gek, ze sprong op en blafte. ‘Ik ben Georgina Vickers. George voor mijn familie, Gina voor mijn vrienden.’
‘En voor je buren?’ grapte Lacey toen ze eindelijk uit de verpletterende knuffel van de vrouw bevrijd was.
‘Doe maar Gina.’ De vrouw greep haar hand en trok haar mee. ‘Nou, kom binnen! Kom binnen! Kom binnen! Ik zal de ketel opzetten.’
Lacey had geen andere keuze dan het huisje binnen te worden gesleept. En hoewel ze het toen niet besefte, zou ‘ik zal de ketel opzetten’ een zin worden die ze nog heel vaak zou horen.
‘Niet te geloven hè, Boo?’ zei de vrouw, terwijl ze door de gang met laag plafond liep. ‘Eindelijk een buurvrouw!’
Lacey liep achter haar aan en ze kwamen uit in een keuken. Die was ongeveer half zo groot als die van haar, met een donkerrode tegelvloer en een groot keukeneiland in het midden dat het overgrote deel van de ruimte in beslag nam. Aan de kant met de gootsteen gaf een groot raam uitzicht op een grasveld vol bloemen, met daarachter de beukende golven van de zee.
‘Doe je aan tuinieren?’ vroeg Lacey.
‘Ja, dat is mijn lust en leven. Ik kweek allerlei bloemen en kruiden, tegen kwaaltjes. Net als een heks.’ Ze grinnikte om haar eigen grapje. ‘Wil je er een proberen?’ Ze gebaarde naar een rij amberkleurige glazen flessen die op een geïmproviseerde, gammele houten plank gepropt stonden. ‘Ik heb middeltjes tegen hoofdpijn, krampen, kiespijn, reuma…’
‘Eh... Ik denk dat ik het maar bij thee hou,’ antwoordde Lacey.
‘Dan wordt het thee!’ riep de excentrieke vrouw uit. Ze dribbelde naar de andere kant van de keuken en haalde twee mokken uit een kast. ‘Welke smaak? English Breakfast? Assam? Earl Grey? Lady Gray?’
Lacey wist niet dat er zoveel soorten waren. Ze vroeg zich af wat ze bij Tom op hun ‘date’ had gedronken. Dat was heerlijk geweest. Nu ze eraan dacht kwam de herinnering bij haar terug.
‘Wat is de traditionele?’ antwoordde Lacey ten einde raad. ‘De thee die je bij scones zou drinken?’
‘Dat zou English Breakfast zijn,’ zei Gina met een bevestigende knik. Ze koos een blik uit de kast, viste er twee zakjes uit en stopte ze in de twee mokken. Toen vulde ze de ketel en zette hem aan de kook, voordat