Название | Heerser, Rivaal, Banneling |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | Over Kronen en Glorie |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781640299894 |
Hij dacht echter niet dat ze hiervoor zouden vluchten. Niet als hij het goed aanpakte. Ulren gebaarde naar zijn mensen om te wachten. Er waren verschillende manieren waarop je deze dingen kon doen. Dat was iets dat Irrien, als barbaar van het stof, nooit begrepen had. Het was één van de voordelen die de Tweede Steen over de Eerste had, en hij was van plan om er alles uit te halen.
Hij stak zijn hand uit, en één van zijn bediendes overhandigde hem zijn donkere gewaden. Ulren trok ze aan en liet de kap omlaag terwijl hij naar de deuren liep. Hij had het bebloede zwaard nog in zijn hand. Het was beter om duidelijk te zijn over wat dit was.
Hij liep naar één van de hoge ramen en keek uit over de stad. Het stof maakte het lastig om iets te kunnen zien, maar hij kon zich wel voorstellen wat er beneden gaande was. Er zouden krijgers door de straten rennen, die degenen die Irrien had achtergelaten opjoegen. Ze zouden gevolgd worden door schreeuwers die de verandering verkondigden. Criminelen zouden de kooplieden vertellen aan wie ze nu hun belastingen schuldig waren. De stad veranderde onder al dat stof, en Ulren had ervoor gezorgd dat het veranderde zoals hij het wilde.
Toch was hij voorzichtig. Hij was al eerder klaar geweest om de zetel van de Eerste Steen over te nemen. Hij had de sterkste huurlingen ingeschakeld en een voorraad aan geheimen aangelegd, om vervolgens de troon aan een nieuwkomer te verliezen voor hij in actie kon komen.
Wie was destijds de Eerste Steen geweest? Maxim? Thessa? Hij kon het zich niet herinneren, de stad was in die tijd zo vaak van machthebber veranderd. Het enige dat ertoe deed was het feit dat Irrien was verschenen en had genomen wat van hem had kunnen zijn. Ulren had overleefd door het te accepteren. Nu was de Eerste Steen te ver gegaan, en was het tijd om meer te doen.
Hij liep de ruimte in waar de Vijf Stenen hun beslissingen namen. De anderen waren er al, zoals hij had gehoopt. Kas streek zorgelijk door zijn vorkbaard. Vexa las een rapport door. Borion had de bravoure van een man die wist dat er problemen waren.
“Wat is dit?” vroeg hij.
Ulren verspilde geen tijd aan beleefdheden. “Ik heb besloten Irrien uit te dagen.”
Hij bekeek de reacties van de anderen. Kas bleef door zijn baard strijken. Vexa fronste een wenkbrauw. Borion reageerde nog het meest, maar dat had Ulren al verwacht. Hoe vaak had hij Irrien al gewaarschuwd over uitdagers? Hoe vaak had hij geholpen met zijn gokschulden?
“Irrien is niet hier om uit te dagen,” merkte Borion op.
Alsof daar geen precedent voor was. Dacht hij dat Ulren niet getuige was geweest van elke permutatie van de raad?
“Dat maakt het al een stuk makkelijker, nietwaar?” zei Ulren. Hij liep naar voren om plaats te nemen in Irriens zetel.
Tot zijn verrassing versperde Borion hem de weg. De man trok een dun zwaard.
“En jij denkt dat je jezelf tot Eerste Steen kunt benoemen?” zei hij. “Een oude man die zich niet eens kan herinneren wanneer hij zijn positie heeft verkregen? Die de plek van Tweede Steen voornamelijk heeft behouden omdat Irrien geen ordeverstoring wil?”
Ulren liep naar een open gedeelte. Hij deed zijn formele gewaad uit en wikkelde het losjes om zijn arm.
“Denk je dat dat de reden is dat ik er nog steeds zit?” zei hij. “Wil je me echt op de proef stellen, jongen?”
“Dat wil ik al jaren, maar Irrien zei steeds dat ik het niet moest doen,” zei Borion. Hij bracht zijn zwaard in de aanvalshouding. Ulren glimlachte.
“Dit is je laatste kans om hier levend weg te komen,” zei Ulren, hoewel die kans in werkelijkheid al was verkeken op het moment dat de andere man zijn zwaard had getrokken. “Zoals je ziet zijn Kas en Vexa slim genoeg om dit niet te proberen. Leg je wapen weg en ga zitten. Je zou zelfs een zetel hoger kunnen komen.”
“Waarom zou ik één zetel hoger willen als ik een oude man kan vermoorden en er drie hoger kan?” repliceerde Borion.
Hij dook naar voren, en Ulren moest toegeven dat de jongen snel was. Ulren was in zijn jonge jaren waarschijnlijk sneller geweest, maar dat was inmiddels lang geleden. Hij had echter voldoende tijd gehad om zijn vaardigheden te ontwikkelen, en een man die afstanden goed kon inschatten hoefde niet snel te zijn. Hij gebruikte zijn tot een bal gepropte mantel om Borions zwaard te verstrikken.
“Is dat alles dat je hebt, oude man?” wilde de Vijfde Steen weten. “Trucjes?”
Ulren begon te lachen, en viel midden in zijn lachbui aan. Borion was snel genoeg om naar achteren te springen, maar kon niet voorkomen dat Ulrens zwaard langs zijn borst schraapte.
“Trucjes kun je beter niet onderschatten, jongen,” zei Ulren. “Een man doet alles om te overleven.”
Hij deed een stap naar achteren en wachtte.
Borion stormde halsoverkop op hem af. Natuurlijk deed hij dat. Jongeren reageerden en bewogen in lijn met hun emoties. Ze dachten niet na. Of in elk geval niet voldoende. Borion probeerde sluw te zijn, en gebruikte schijnbewegingen die Ulren al honderd keer had gezien. Dat was het risico van jong zijn: je dacht dat je dingen had uitgevonden, dingen waar al vele mannen mee vermoord waren.
Ulren deed een stap opzij en gooide zijn mantel over de jonge man heen toen hij aanviel. Borion graaide naar de stof in een poging de mantel van zich af te trekken, en op dat moment sloeg Ulren zijn slag. Hij pakte Borions arm vast zodat hij zijn zwaard niet kon gebruiken, en begon te steken.
Hij deed het methodisch, consistent, met het geduld dat hij gedurende jaren van vechten had opgebouwd. Ulren zag het bloed door zijn mantel sijpelen, maar hij stopte niet tot de andere man viel. Hij had mannen van de meest ernstige verwondingen terug zien komen. Hij zou geen risico nemen.
Hij stond daar, hijgend. Het was al erg genoeg geweest om die trappen te beklimmen. Moorden zorgde ervoor dat het voelde alsof zijn longen zouden barsten van de inspanning, maar Ulren liet het niet merken. Hij liep naar Irriens zetel en ging erachter staan.
“Heeft één van jullie bezwaar?” vroeg hij aan Kas en Vexa.
“Alleen vanwege de rotzooi,” zei Kas. “Maar daar hebben we slaven voor, volgens mij.”
“Heil de Eerste Steen,” zei Vexa. Ze klonk niet bijster enthousiast.
Het was een triomfantelijk moment. Bovenal was het het moment waar Ulren jarenlang naartoe had gewerkt. Nu het dan eindelijk zover was, voelde het vreemd om daadwerkelijk in de granieten zetel van de Eerste Steen te gaan zitten.
“Ik heb me Irriens belangen al toegeëigend,” zei Ulren. Hij gebaarde naar waar Borion lag. “Maar voel je vrij om die van de jongen te nemen.”
Dat zouden ze doen. Daar twijfelde Ulren niet aan. Dat was tenslotte hoe deze stad in elkaar zat.
“En we hebben natuurlijk nieuwe Vierde en Vijfde Stenen nodig,” zei Ulren.
Dat had hun teken moeten zijn om een plaats op te schuiven. Maar dat deden ze niet. Ze bleven zitten in de zetels waar ze voor hadden gevochten, en de zetel van de Tweede Steen bleef leeg. Ulren wist niet of hem dat wel beviel, ondanks het feit dat hij wel begrip had voor de angst die erachter zat. Ze schoven niet op, maar dat was een teken dat ze deze situatie niet als afgehandeld beschouwden, en dat ze het niet eens waren met de nieuwe orde.
Ze bleven zitten zoals hij was blijven zitten toen Irrien de macht had gegrepen. En ze gedroegen zich alsof dit allesbehalve voorbij was.
HOOFDSTUK ZES
Stephania ontwaakte in een ondraaglijke pijn. Het hele universum leek zichzelf in een bal van pijn in haar buik gepropt te hebben. Het voelde alsof ze aan stukken gescheurd was… maar ja, ze was dan ook opengesneden.
Die gedachte was genoeg om het haar weer te doen uitschreeuwen, en deze keer waren er geen priesters of krijgers om haar ellende aan te horen, alleen de open lucht boven haar, zichtbaar