Название | Nacht van de Dapperen |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | Koningen En Tovernaars |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632915948 |
“Alsof het doden van een draak nog niet genoeg was,” zei Sovos, die hem glimlachend een veldfles met wijn overhandigde. Alec nam een grote slok, en de wijn verwarmde zijn maag.
Het schip was bezaaid met soldaten, allemaal in een opgewonden en chaotische toestand. Alec was niet verrast: het gebeurde ten slotte niet vaak dat er een draak door een zwaard werd gedood. Hij keek om, en in de menigte spotte hij Merk en Lorna, die inmiddels ook uit het water waren gehaald. Merk zag eruit als een schurk, mogelijk een huurmoordenaar. Lorna was bloedmooi, met een etherische uitstraling. Ze waren allebei drijfnat en zagen er wat verdwaasd uit, maar waren duidelijk blij dat ze nog leefden.
Alec bemerkte dat alle soldaten hem vol ontzag aanstaarden. Langzaam krabbelde hij overeind, en het begon tot hem door te dringen wat hij zojuist had bereikt. Ze keken van het drijfnatte zwaard in zijn hand naar hem op, alsof hij een god was. Hij keek onwillekeurig neer op het zwaard en voelde het gewicht in zijn hand, alsof het leefde. Hij staarde naar het mysterieuze, glimmende metaal alsof het een vreemd voorwerp was, en dacht terug aan het moment dat hij de draak had neergestoken, hoe het zich door het vlees had geboord. Hij verwonderde zich over de kracht van dit wapen.
Alec kon het niet helpen; hij vroeg zich af wie hij was. Hoe was hij, een simpele jongen uit een simpel dorp, erin geslaagd om een draak te doden? Wat had het lot nog meer voor hem in petto? Hij begon het gevoel te krijgen dat hij geen gewone lotsbestemming had.
Alec hoorde het gehap van duizend kaken, en toen hij over de reling keek zag hij dat de school rode draken zich nu tegoed deed aan het enorme karkas van de draak, dat aan de oppervlakte dreef. De zwarte wateren van de Baai des Doods waren nu bloedrood. Alec bekeek het drijvende karkas, en het begon tot hem door te dringen dat hij het echt had gedaan. op de één of andere manier had hij een draak gedood. Hij, in zijn eentje, de enige in heel Escalon.
Luid gekrijs vulde de lucht. Alec keek op en zag nog tientallen draken in de lucht cirkelen. Ze spuwden vuur en hadden een wraakzuchtige blik in hun ogen. Ze staarden op hem neer, al leken sommige draken bang om dichterbij te komen. Een aantal maakten zich los van de groep toen ze hun vriend dood in het water zagen drijven.
Anderen krijsten van woede en doken recht op hem af.
Terwijl hij hen zag dalen, wachtte Alec niet. Hij rende naar het achtersteven en sprong op de reling. Hij voelde de kracht van het zwaard door zich heen stromen. Het hitste hem op, en terwijl hij daar stond, voelde hij een nieuwe vastberadenheid in zich opwellen. Het voelde alsof het zwaard hem aandreef. Hij en het wapen waren nu één.
De groep draken kwam recht op hem af, geleid door een enorme draak met lichtgevende groene ogen die krijsend vuur naar beneden spuwde. Alec hield het zwaard omhoog. Hij voelde het trillen in zijn hand, en het gaf hem moed. Het lot van Escalon, wist hij, stond op het spel.
Alec werd overspoeld door een ongekend gevoel van moed. Hij gaf een strijdkreet; en het zwaard begon licht te geven. Er barstte een intens licht uit dat de muur van vlammen halverwege in de lucht deed stoppen. Het licht schoot door tot het de vlammen terug dreef, en de draak krijste het uit terwijl hij door zijn eigen vlammen werd verzwolgen. Spartelend viel het beest in een grote bal van vuur in het water.
Er dook een andere draak naar beneden. Alec hief het zwaard weer om de muur van vlammen te stoppen en de draak te doden. De volgende draak naderde laag. Hij strekte zijn klauwen uit, alsof hij Alec wilde oppakken. Alec draaide zich om, haalde uit, en was geschokt toen het zwaard de benen van de draak afhakte. De draak krijste. In dezelfde beweging reet Alec de zij van de draak open. De draak stortte de zee in. Hij spartelde in het water, niet in staat om te vliegen, en werd aangevallen door de haaien.
Vanaf de andere kant kwam een andere draak aanzetten, een kleine rode. Hij dook laag, zijn kaken wijd opengesperd—deze keer liet Alec zich leiden door zijn instinct. Hij sprong in de lucht. Het zwaard gaf hem kracht, en hij sprong hoger dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Hij sprong over de kop van de draak en landde op zijn rug.
De draak krijste en bokte, maar Alec hield zich stevig vast. De draak kon hem niet afwerpen.
Alec voelde dat hij sterker was dan de draak, dat hij hem kon controleren.
“Draak!” riep hij uit. “Ik beveel je! Val aan!”
De draak kon niet anders dan omkeren en omhoog vliegen, recht op de zwerm dalende draken af. Alec ging onbevreesd de strijd aan, het zwaard voor zich uit gestrekt. Ze troffen elkaar in de lucht. Alec haalde keer op keer uit met het zwaard, met een kracht en een snelheid waarvan hij niet wist dat hij ze bezat. Hij sneed bij één draak een vleugel af, sneed een ander de keel door, en stak weer een ander in zijn nek. Toen keerde hij om en hakte hij een andere draak de staart af. Eén voor één vielen de draken naar beneden, het water in, waar ze een draaikolk teweeg brachten.
Alec gaf niet op. Hij bleef de zwerm aanvallen en weigerde zich terug te trekken. Meegesleurd door de wervelwind, bemerkte hij nauwelijks dat de paar overgebleven draken krijsend omkeerden en bang wegvlogen.
Alec kon het nauwelijks geloven toen hij het eenmaal doorkreeg. Draken. Bang.
Alec keek naar beneden. Hij zag hoe hoog hij vloog. De Baai des Doods strekte zich onder hem uit. Hij zag honderden schepen, de meeste in vuur en vlam, en duizenden drijvende trollen, dood. Ook het eiland van Knossos stond in brand, het grote fort nu een ruïne. Het was een uitgestrekt tafereel van chaos en verwoesting.
Alec spotte zijn vloot en stuurde de draak naar beneden. Toen ze naderden, hief Alec het zwaard en dreef het in de nek van de draak. De draak krijste en begon te vallen. Alec sprong en belandde in het water naast het schip.
Onmiddellijk werden er touwen uit gegooid en werd Alec weer aan boord getrokken.
Maar deze keer, toen hij op het dek landde, rilde hij niet. Hij was niet langer koud, moe, of zwak of bang. In plaats daarvan voelde hij een ongekende kracht. Hij voelde zich gevuld met moed, met kracht. Hij voelde zich herboren.
Hij had een zwerm draken gedood.
En niets in Escalon kon hem nu nog tegenhouden.
HOOFDSTUK DRIE
Vesuvius, gewekt door het gevoel van scherpe scharen die over de rug van zijn hand streken, deed één oog open, de ander zo opgezwollen dat hij hem niet open kreeg. Gedesoriënteerd keek hij op. Hij lag met zijn gezicht naar beneden in het zand, de golven van de zee achter zich. Het ijzige water klotste over zijn benen heen. Hij herinnerde het zich weer. Na dat epische gevecht was hij aangespoeld op de kust van de Baai des Doods; hij vroeg zich af hoe lang hij hier had gelegen, bewusteloos. Het tij kroop langzaam dichterbij, en zou hem ongetwijfeld weer hebben meegevoerd als hij niet was ontwaakt. Maar het was niet het koude water dat hem had wakker gemaakt—het was het wezen op zijn hand.
Vesuvius keek naar zijn hand, die uitgestrekt op het zand lag. Hij zag een grote paarse krab een schaar in zijn hand zetten en een klein stukje van zijn vlees afscheuren. Het nam zijn tijd, alsof Vesuvius een lijk was. Met elke scheur voelde Vesuvius een schokgolf van pijn.
Vesuvius kon het de krab niet kwalijk nemen; hij keek om zich heen en zag duizenden levenloze lichamen op het strand liggen. De overblijfselen van zijn trollenleger. Ze lagen daar, bedekt door paarse krabben, en het klik-klak van hun scharen vulde de lucht. De stank van de rottende trollen overweldigde hem, en hij moest bijna kokhalzen. Deze krab op zijn hand was duidelijk de eerste die het had gewaagd om helemaal naar Vesuvius toe te kruipen. De anderen hadden waarschijnlijk gevoeld dat hij nog leefde en hadden geduldig afgewacht. Maar deze dappere krab had het risico genomen. Er kwamen nu tientallen andere krabben zijn kant op, die aarzelend zijn voorbeeld volgden. Het zou niet lang meer duren, wist Vesuvius, voor hij levend zou worden opgegeten door dit kleine leger—als hij niet eerst de zee in werd gesleurd door het ijskoude tij van de Baai des Doods.
Overspoeld door een hete golf van woede reikte Vesuvius met zijn vrije hand naar de paarse krab, greep hem vast, en begon langzaam te knijpen. De krab probeerde weg te komen—maar Vesuvius liet hem niet gaan. Het wezen spartelde wild en probeerde Vesuvius met