Название | Een Gift Van Wapens |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | De Tovenaarsring |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632912152 |
“NEE!” schreeuwde één van hen. “Alstublieft! Ik smeek het u! Alles behalve dit!”
Romulus negeerde hem. Hij draaide zich om, deed enkele stappen naar voren, strekte zijn armen uit en keek naar de hemel.
“OMARUS!” schreeuwde hij. “Geef ons het licht om te zien! Accepteer mijn offer. Vergezel mij op mijn reis door de Ring. Geef me een teken. Laat me weten of ik zal slagen!”
Romulus liet zijn handen zakken, en op dat moment gooiden zijn mannen hun fakkels op de brandstapel.
Geschreeuw rees op terwijl de slaven levend verbrand werden. De vonken spatten alle kanten op terwijl Romulus het spektakel gadesloeg, zijn gezicht gloeiend.
Romulus knikte, en zijn mannen brachten een oude vrouw naar hem toe. Ze had geen ogen en haar gezicht was gerimpeld, haar lichaam in elkaar gedoken. Enkele mannen droegen haar naar voren in een strijdwagen, en ze leunde naar voren, richting de vlammen. Romulus keek geduldig toe, wachtend op haar voorspelling.
“Je zult slagen,” zei ze. “Tenzij je de zonnen ziet convergeren.”
Romulus glimlachte breed. De zonnen convergeren? Dat was al duizend jaar niet meer gebeurd.
Hij was blij, en werd overspoeld door een warm gevoel. Dat was alles dat hij wilde horen. De goden waren hem goed gezind.
Romulus greep zijn mantel, besteeg zijn paard en schopte hem hard. In zijn eentje galoppeerde hij over het zand, richting de weg die hem naar de Oostelijke Oversteek zou leiden. Spoedig zou hij het Ravijn oversteken, en zou hij in het hart van de Ring zijn.
HOOFDSTUK ACHT
Selese liep over het slagveld, Illepra aan haar zijde. Ze gingen van lichaam naar lichaam, op zoek naar een teken van leven. Het was een lange, moeilijke tocht geweest vanuit Silesia. Ze waren bij elkaar gebleven en waren het leger gevolgd om de gewonden te verzorgen. Ze hadden zich losgemaakt van de andere genezers en waren goed bevriend geraakt in deze tijden van rampspoed. Ze waren automatisch naar elkaar toe getrokken, allebei ongeveer even oud, allebei lijkend op elkaar, en wat misschien nog wel het belangrijkste was, allebei verliefd op een MacGil jongen. Selese hield van Reece, en Illepra, hoewel ze het liever niet toegaf, hield van Godfrey.
Ze hadden hun best gedaan om het leger bij te houden en hadden hen gevolgd door velden en bossen, over modderige wegen, constant op de uitkijk voor gewonde MacGils. Helaas bleek het niet erg lastig om hen te vinden; het landschap was ermee vergeven. In sommige gevallen lukte het Selese om hen te genezen; maar in teveel gevallen hadden zij en Illepra weinig kunnen doen behalve hun wonden verbinden, hun drankjes gebruiken om de pijn weg te nemen, en hen vredig te laten sterven.
Het was hartverscheurend voor Selese. Als genezers uit een klein dorpje, was ze nooit geconfronteerd met zulke ernstige verwondingen. Ze was gewend aan het behandelen van kleine schaafwonden, sneeën en wonden, en af en toe de beet van een Forsyth. Maar ze was niet gewend aan zoveel bloedvergieten en dood, en zoveel ernstige verwondingen. Het deed haar ongelofelijk veel verdriet.
Selese had er altijd naar verlangd om mensen te genezen, en hen gezond en wel te zien; maar sinds ze uit Silesia waren vertrokken, had ze niets anders gezien dan een eindeloos spoor van bloed. Hoe konden mannen elkaar dit aan doen? Deze gewonden waren allemaal zonen; vaders, mannen. Hoe kon de mensheid zo wreed zijn?
Wat Selese nog erger vond, was het feit dat ze niet iedereen die ze tegen kwam kon helpen. Haar voorraden waren beperkt tot wat ze konden dragen, en gezien hun lange reis was dat niet veel. De andere genezers van het koninkrijk waren verspreid over de hele Ring; ze waren een leger op zich, maar ze waren met te weinig, en ze hadden te weinig voorraad. Zonder de benodigde wagens, paarden en helpers, kon ze niet veel meenemen.
Selese sloot haar ogen en haalde diep adem terwijl ze verder liep en de gezichten van de gewonden voor haar ogen voorbij zag schieten. Te vaak had ze een dodelijk gewonde soldaat het zien uitschreeuwen van de pijn. Ze had zijn ogen zien wegdraaien, en hem Blatox gegeven. Het was een effectieve pijnstiller, en een even effectief kalmeringsmiddel. Maar het genas geen zwerende wonden, en het kon ook geen infectie verhelpen. Zonder haar benodigdheden, was dat het beste dat ze kon doen. Ze wilde huilen en schreeuwen tegelijk.
Selese en Illepra knielden elk bij een gewonde soldaat, een paar meter bij elkaar vandaan, beiden bezig met het hechten van een wond met naald en draad. Selese was gedwongen deze naald al te vaak te gebruiken, en ze wenste dat ze een schone had. Maar ze had geen keus. De soldaat schreeuwde het uit van de pijn terwijl ze een lange verticale wond in zijn bicep hechtte, die maar niet dicht leek te willen blijven. Selese drukte op de wond in een poging het bloeden te stelpen.
Maar het was zinloos. Als ze de soldaat eerder had gevonden, was alles in orde geweest. Maar nu was zijn arm groen. Ze stelde slechts het onvermijdelijke uit.
“Het komt goed met je,” zei Selese tegen hem.
“Nee, dat komt het niet,” zei hij, terwijl hij naar haar opkeek. Selese had die blik in zijn ogen al te vaak gezien. “Vertel het me. Zal ik sterven?”
Selese hield haar adem in. Ze wist niet hoe ze moest antwoorden. Ze haatte het om te liegen. Maar ze kon het niet verdragen om het hem te vertellen.
“Ons lot ligt in de handen van onze maker,” zei ze. “Het is nooit te laat. Drink,” zei ze, terwijl ze een klein flesje Blatox tegen zijn lippen hield en zijn voorhoofd streelde.
Zijn ogen lichtten even op, en hij zuchtte, voor het eerst vredig.
“Ik voel me goed,” zei hij.
Enkele momenten later gingen zijn ogen dicht.
Selese voelde een traan over haar wang lopen, en veegde hem snel weg.
Illepra was klaar met haar gewonde, en ze stonden beiden op, waarna ze hun weg over het eindeloze pad vervolgden, dat vergeven was van de lichamen. Ze gingen naar het oosten, achter het leger aan.
“Heeft het zelfs maar nut om hier te zijn?” vroeg Selese na een lange stilte.
“Natuurlijk,” antwoordde Illepra.
“Het voelt niet zo,” zei Selese. “We hebben er maar een paar kunnen redden, en we hebben er zo veel verloren.”
“En die paar dan?” vroeg Illepra. “Zijn zij dan niets waard?”
Selese dacht na.
“Natuurlijk wel,” zei ze. “Maar de anderen dan?”
Selese sloot haar ogen en probeerde hen voor de geest te halen; maar ze waren nu niets meer dan wazige gezichten.
Illepra schudde haar hoofd.
“Je denkt op de verkeerde manier. Je bent een dromer. Te naïef. Je kunt niet iedereen redden. Wij zijn niet degenen die deze oorlog zijn begonnen. Wij ruimen alleen de rotzooi op.”
Zwijgend liepen ze door, verder naar het oosten, langs velden die bezaaid waren met levenloze lichamen. Selese was in ieder geval blij met Illepra’s gezelschap. Ze boden elkaar troost, en ze hadden hun expertise en geneesmiddelen uitgewisseld. Selese was verbijsterd door Illepra’s enorme collectie kruiden, met soorten die ze nog nooit had gezien; Illepra, op haar beurt, werd steeds opnieuw verrast door de unieke zalfjes die Selese in haar dorp had ontdekt. Ze vulden elkaar goed aan.
Terwijl ze liepen en hun blikken over de doden lieten glijden, dwaalden Selese haar gedachten af naar Reece. Ondanks alles om haar heen, kon ze hem niet uit haar hoofd krijgen. Ze was helemaal naar Silesia gereisd om hem te vinden, om bij hem te zijn. Maar het lot had hen weer uit elkaar gehaald. Deze stomme oorlog trok hen in twee verschillende richtingen. Ze vroeg zich constant af of Reece nog steeds veilig zou zijn. Ze vroeg zich af waar hij was. En bij elk lichaam dat ze passeerde, keek ze snel naar het gezicht, hopend en biddend dat het niet Reece was. Haar maag trok samen bij elk lichaam