Название | Een Zee Van Schilden |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | De Tovenaarsring |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632912879 |
“Nee. Hij is zijn moeders kind. Hij heeft jouw features. Een ware krijger heeft de spirit van zijn moeder en de vaardigheden van zijn vader. Hij heeft beide nodig. Hij zal mijn vaardigheden hebben. En hij moet naar jou vernoemd worden.”
“Wat stel je dan voor?” vroeg ze.
Thor dacht na.
“Zijn naam moet zoals de jouwe klinken. De zoon van Gwendolyn moet heten… Guwayne.”
Gwen glimlachte. Ze vond het onmiddellijk mooi klinken.
“Guwayne,” zei ze. “Dat vind ik mooi.”
Gwen glimlachte terwijl ze de baby stevig vasthield.
“Guwayne,” zei ze tegen het kind.
Guwayne draaide zijn hoofd en opende zijn ogen weer, en terwijl hij dwars door haar heen leek te kijken, durfde ze te zweren dat ze hem zag glimlachen. Ze wist dat hij daar te jong voor was, maar ze zag een glimp van iets, en ze wist zeker dat hij zijn naam had goedgekeurd.
Selese leunde naar voren en smeerde Gwens lippen in met zalf, en gaf haar een dikke, donkere vloeistof om te drinken. Gwen voelde zich meteen beter. Ze had het gevoel dat ze langzaam weer zichzelf werd.
“Hoe lang ben ik hier al?” vroeg Gwen.
“U heeft bijna twee dagen geslapen, mijn vrouwe,” zei Illepra. “Sinds de grote eclips.”
Gwen sloot haar ogen en ze herinnerde het zich. Het kwam allemaal weer terug. Ze herinnerde zich de eclips, de hagel, de aardbeving… Ze had nog nooit zoiets gezien.
“Onze baby voorspelt grote dingen,” zei Thor. “Het hele koninkrijk heeft de gebeurtenissen gezien. Er wordt al overal over zijn geboorte gesproken.”
Terwijl Gwen de jongen stevig vast hield, voelde ze een warmte door zich heen gaan, en ze voelde hoe speciaal hij was. Haar hele lichaam tintelde terwijl ze hem tegen zich aan hield, en ze wist dat dit geen gewoon kind was. Ze vroeg zich af wat voor soort krachten er door zijn aderen stroomde.
Ze wierp een blik op Thor en dacht na. Was deze jongen ook een druïde?
“Ben je hier de hele tijd geweest?” vroeg ze Thor. Ze besefte ineens dat hij hier de hele tijd was geweest, en werd overspoeld met dankbaarheid voor hem.
“Ja, mijn vrouwe. Ik ben gekomen zodra ik het hoorde. Behalve afgelopen nacht. Ik ben naar het Meer van Verdriet geweest om je bidden voor je herstel.”
Gwen barstte weer in tranen uit, niet in staat om haar emoties onder controle te houden. Ze had zich nog nooit in haar leven zo content gevoeld; dit kind vasthouden zorgde dat ze zich compleet voelde op een manier die ze niet voor mogelijk had gehouden.
Ondanks alles dacht Gwen terug aan dat noodlottige moment in de Onderwereld, aan de keus die ze gedwongen was te maken. Ze kneep in Thors hand en hielde de baby stevig vast. Ze wilde hen allebei dicht bij zich hebben, voor altijd.
Maar ze wist dat één van hen zou moeten sterven. Ze huilde en huilde.
“Wat is er, mijn liefde?” vroeg Thor.
Gwen schudde haar hoofd. Ze kon het hem niet vertellen.
“Maak je geen zorgen,” zei hij. “Je moeder leeft nog. Als dat is waarom je huilt.”
Gwen herinnerde het zich ineens.
“Ze is ernstig ziek,” voegde Thor toe. “Maar er is nog tijd om haar op te zoeken.”
Gwen wist dat ze wel moest.
“Ik moet haar zien,” zei ze. “Breng me nu naar haar toe.”
“Weet u het zeker, mijn vrouwe?” vroeg Selese.
“In uw toestand zou u niet verplaatst mogen worden,” voegde Illepra toe. “U heeft een abnormale bevalling gehad, en u moet herstellen. U heeft geluk dat u nog leeft.”
Gwen schudde vastberaden haat hoofd.
“Ik zal mijn moeder zien voor ze sterft. Breng me naar haar toe. Nu.”
HOOFDSTUK VIJF
Godfrey zat in het midden aan de lange houten tafel, een beker bier in elke hand, zingend met de grote groep MacGils en McClouds. Ze sloegen met hun bekers op tafel en zwaaiden heen en weer, terwijl het bier over hun handen stroomde. Maar het kon Godfrey niet schelen. Hij was ver heen, zoals hij elke avond was geweest die week, en hij voelde zich goed.
Akorth en Fulton zaten aan weerszijden van hem, en terwijl hij om zich heen keek zag hij tot zijn grote tevredenheid de tientallen MacGils en McClouds om de tafel zitten. Voormalige vijanden die waren samengekomen voor dit drinkevenement dat hij had georganiseerd. Het had Godfrey een aantal dagen gekost om de Hooglanden uit te kammen en dit punt te bereiken. In het begin waren de mannen terughoudend geweest; maar toen Godfrey de biervaten tevoorschijn had getoverd, en toen de vrouwen, begonnen ze te komen.
Het was begonnen met slechts een paar mannen, die aan hun eigen kant van de hal waren gebleven. Maar zodra Godfrey de drinkruimte vol had gekregen, die hier op de top van de Hooglanden gevestigd was, waren de mannen losser geworden. Er was niets beter, wist Godfrey, dan de belofte van gratis bier om mannen tot elkaar te brengen.
Maar wat hen over de drempel had getrokken waren de vrouwen waar Godfrey hen aan had voorgesteld. Godfrey had al zijn connecties aan beide zijden van de Hooglanden ingeschakeld om de bordelen leeg te trekken, en hij had de vrouwen royaal betaald. Ze bevonden zich nu tussen de soldaten, zaten bij hen op schoot, en de mannen waren tevreden. De goedbetaalde vrouwen waren gelukkig, de mannen waren gelukkig, en de hele ruimte galmde van vreugde terwijl de mannen stopten met op elkaar te letten en zich in plaats daarvan op de alcohol en de vrouwen richtten.
Terwijl de avond vorderde, begon Godfrey gesprekken tussen MacGils en McClouds op te vangen. Ze werden vrienden, en maakten plannen om samen op patrouille te gaan. Het was precies het soort binding waarvoor zijn zus hem hierheen had gestuurd, en Godfrey was trots op zichzelf. Hij had het geflikt. En hij had er ook nog eens lol in gehad. Zijn wangen waren rozig van het bier. Er was iets aan dit McCloud bier, besefte hij; het was sterker aan deze kant van de Hooglanden, en het steeg recht naar je kop.
Godfrey wist dat er veel manieren waren om een leger sterker te maken, om mensen samen te brengen en om hen te besturen. De politiek was één manier; de regering was een andere; het opdringen van de wet was weer een andere. Maar geen van deze manieren raakten de mannen in hun hart. Godfrey wist hoe hij de gewone man moest bereiken. Hij was de gewone man. Hoewel hij wellicht de edelmoedigheid van de koninklijke familie had, was zijn hart altijd bij de massa geweest. Hij bezat een bepaalde wijsheid, ontstaan op straat, die al die ridders in glimmende zilveren wapenrustingen nooit zouden hebben. Zij stonden daar boven. En Godfrey bewonderde hen daarvoor. Maar Godfrey realiseerde zich ook dat er een bepaald voordeel zat aan eronder staan. Het gaf hem een ander perspectief op de menselijkheid—en soms had je beide perspectieven nodig om de mensen volledig te kunnen begrijpen. Tenslotte waren de grootste fouten die de Koning had gemaakt altijd ontstaan doordat hij niet dicht genoeg bij het volk had gestaan.
“Deze McClouds weten hoe ze moeten drinken,” zei Akorth.
“Ze stellen niet teleur,” voegde Fulton toe, terwijl er nog twee bekers op de tafel voor hen werden neergezet.
“Dit bier is sterk,” zei Akorth, en hij liet een luide boer.
“Ik mis thuis helemaal niet,” voegde Fulton toe.
Godfrey kreeg een duw in zijn ribben, en toen hij omkeek zag hij een paar McCloud mannen te wild doen, te hard lachen, dronken terwijl ze de vrouwen betastten. Deze McClouds, besefte Godfrey, waren ruwer dan de MacGils. De MacGils waren hard, maar de McClouds—er was iets aan hen, iets dat onbeschaafd was. Terwijl hij de ruime rondkeek, zag Godfrey dat de McClouds hun vrouwen net iets te stevig vasthielden, dat ze hun bekers bier net iets te hard op tafel sloegen. Er was iets aan deze mannen dat zorgde dat Godfrey gespannen hield, ondanks alle dagen die hij met hen had doorgebracht. Op de één of andere manier vertrouwde hij deze mensen niet helemaal. En hoe meer tijd hij met hen doorbracht, hoe meer hij begon te begrijpen waarom er zo’n afstand was tussen de twee clans. Hij