Название | Wandelingen door Elzas-Lotharingen |
---|---|
Автор произведения | Unknown |
Жанр | Книги о Путешествиях |
Серия | |
Издательство | Книги о Путешествиях |
Год выпуска | 0 |
isbn |
De familie van Golberg is beroemd in de magistratuur. Een harer leden, Philippe-Aimé, in 1786 te Colmar geboren, is een der schrijvers van de Antiquités de l’Alsace, die hij met Godfried Schweighäuser heeft uitgegeven. Schweighäuser was de zoon van den geleerden hellenist, den uitgever van Appianus, Athenæus en Polybius; hij was professor in de klassieke letterkunde aan de hoogeschool te Straatsburg. Philippe de Golberg, raadsheer in het hof van appel te Colmar, vervolgens procureur-generaal en lid van de Kamer van afgevaardigden, had Schlosser en Niebuhr vertaald, belangrijke philologische studiën geschreven over Tibullus, Cicero en Suetonius, en de beschrijving van Zwitserland geleverd voor het Univers pittoresque van Didot. Het groote werk over de oudheden van den Elzas is eene aanvulling van de Alsatia illustrata van Schoepflin, in 1772 uitgegeven, en een waardig monument van de archeologie des lands, eene bron, waaruit alle volgende geschiedschrijvers steeds zullen moeten putten. Schoepflin had vooral zijne aandacht gewijd aan de keltische en gallo-romeinsche oudheden; evenzoo Oberlin en Silbermann, die evenwel ook de monumenten uit de middeleeuwen binnen den kring hunner beschouwing begonnen op te nemen. Golberg en Schweighäuser verdeelden den arbeid onder elkander: de een bestudeerde de antiquiteiten en monumenten in het departement van den Boven-Rijn, de andere in het departement van den Beneden-Rijn. Hun gemeenschappelijken arbeid zag, in 1828, te Mulhausen het licht, in twee groote, prachtig geïllustreerde folio deelen.
De oudheidkundige onderzoekingen en nasporingen worden in den Elzas nog steeds met grooten ijver voortgezet. Er heeft zich eene speciale commissie gevormd voor de instandhouding van de historische monumenten des lands; haar voorzitter, de kanunnik Straub, is belast met de uitgave van een tijdschrift, dat de belangstelling voor deze studie levendig houdt. Staats- en gemeentebesturen werken ijverig mede en verleenen met milde hand de noodige subsidiën, om de historische monumenten in stand te houden en ze, voor zooveel dat binnen menschelijk vermogen ligt, voor een ontijdigen ondergang te bewaren.
XII
De Weiss uit de vallei van Orbey ontmoet de Fecht bij de bosschen van het Niederwald, niet ver van het station Bennweier. Bij de groote brug van Ingersheim is de bedding van de Fecht in den zomer dikwijls droog; maar wat lager, te midden der bosschen en weiden, herleeft het rivierke weer. Als de bedding droog is, levert zij een treurigen aanblik op. Dorre kiezelbanken wijzen den loop des waters aan, en bereiken somwijlen eene lengte van ettelijke honderden ellen. Hoogstens baant zich een dunne waterstraal al kronkelend een moeizamen weg door de banken van kiezelsteen, die hier en daar bijna de hoogte der oevers bereiken. Het is alsof ge eene of andere wadi in de Sahara voor u zaagt, ver van bewoonde streken, aan zich zelve overgelaten. En inderdaad is de Fecht, na haar doorgang onder de fraaie steenen brug van Ingersheim, aan zich zelve overgelaten, want anders zou zij zoo niet, geheel naar willekeur, toomeloos en tuchteloos rondzwerven, groote uitgestrektheden gronds bedervende, die uitmuntend weiland konden opleveren, en wier verwaarloosde toestand nu een verwijt is voor eene zoo hoog ontwikkelde, nijvere bevolking. Wie deze landstreek voor de eerste maal ziet, moet aanstonds begrijpen, hoe dringend noodzakelijk het is, het werk der rivierverbetering in den Elzas ter hand te nemen en krachtig door te zetten.
Toen wij eene beschrijving gaven van de reservoirs van het Zwarte- en van het Witte-meer, hebben wij ook gesproken van een plan tot regularisatie van de Ill en de tot haar gebied behoorende wateren. Dit plan is thans in uitvoering; dientengevolge zullen al onze bergstroomen, zoo onregelmatig in hun loop, nu eens droog, dan weer verwoestend buiten hun oevers tredende, moeten worden geregulariseerd en binnen eene vaste en regelmatige bedding besloten. De regularisatie heeft reeds plaats gehad voor een belangrijk gedeelte van de Ill, tusschen Horburg en Meyenheim, en zal nu nog voortgezet moeten worden voor al de wateren en beken, die in deze rivier uitloopen. Op de Fecht missen de tot dusver aangelegde werken te zeer verband en samenhang om elkander van dienst te kunnen zijn. Van daar dat men voortdurend gedwongen is, de dijken beneden Ingersheim te herstellen, die telkens bezwijken, als ten gevolge van hevige en aanhoudende regens, de sneeuw plotseling smelt. Het water wast dan met zoo verbazende snelheid, dat ik zelf meer dan eens heb gezien, hoe, in den loop van weinige uren, de zwakke, kalme waterstraal, die nauwelijks eenige liters kan opleveren, aanzwelt tot een geweldigen stroom, die eene massa water van honderd kubieke meters per sekonde aanvoert. Het is niet te zeggen, welke schromelijke verwoestingen zulk een plotselinge, overstelpende aanvoer van water veroorzaakt. Dikwijls genoeg werden de dorpen en vlekken langs den oever der rivieren met volslagen ondergang bedreigd. Te Turckheim worden nog ieder jaar, des zondags na Sint-Thomas, openbare godsdienstoefeningen gehouden, om de herinnering te bewaren aan vreeselijke overstroomingen, die het stadje bijna hadden vernield, en om de herhaling van dergelijke rampen af te bidden. Nog al te dikwijls verandert de opgezwollen rivier van bedding, tot groote schade voor de omliggende weilanden.
Reeds in de eerste tijden na de inlijving van den Elzas bij Frankrijk, droeg de regeering aan hare ingenieurs de taak op, om de uitspattingen van de Fecht te beteugelen. Gaandeweg werden er nu langs de rivier dijken aangelegd; en om hetzij die dijken zelven, hetzij enkele bedreigde punten van den oever te verdedigen, werden in de rivier kribben gemaakt. Het gemeentebestuur van Colmar, vreezende voor het behoud van het kanaal van Logelbach, waarin de Fecht zich bij herhaling uitstortte, liet in 1760 een stevigen straatweg aanleggen, die tevens als waterkeering dienst deed, en die zich langs den rechteroever van de prise d’eau van het kanaal boven Turckheim, uitstrekte tot tegenover de steengroeven van den Letzenberg, boven Ingersheim. In 1778 bestond er eene doorloopende bedijking, ter hoogte van drie el, en zich uitstrekkende van de prise d’eau van het kanaal van Logelbach tot de brug van Ingersheim. Maar men had, bij den aanleg dezer werken, aan de Fecht een te breed bed gelaten, met plotselinge versmallingen bij de bruggen. Het gevolg hiervan was, dat er nieuwe doorbraken vielen, en dat eindelijk de werken, die niet meer werden onderhouden, in verval geraakten. Gaan er eenige jaren zonder ongelukken voorbij, dan worden allicht de noodige voorzorgsmaatregelen vergeten. Komt er dan eindelijk weer eene groote overstrooming, die het bed der rivier verlegt, akkers en landerijen verwoest, en zelfs dorpen en vlekken met den ondergang bedreigt, dan gaat er weer een algemeene kreet op, en dringt men aan op het onverwijld nemen van alle mogelijke maatregelen om het kwaad te koeren. Het eenige afdoende middel is de normalisatie van de rivier en het vormen eener vaste en regelmatige bedding, in staat om in alle voorkomende gevallen het water af te voeren. Tot de verbetering behoort ook het afsnijden van bochten en krommingen, waardoor de loop der rivier wordt verkort; daar hierdoor echter tevens het verval wordt vermeerderd, moet het evenwicht worden hersteld en de al te snelle afstrooming getemperd door middel van stuwen. De heer Stoecklin, tegenwoordig inspecteur-generaal der bruggen en wegen, heeft voor de Fecht ook de vorming aanbevolen van een zomer- en van een winterbed, welk laatste voldoende ruimte moet aanbieden voor den afvoer bij hoog water. Dit stelsel, met den besten uitslag in Baden toegepast voor de riviertjes, die uit het Schwarzwald komen, is ook bij de verbetering van de Ill gevolgd.
Landmeisje uit de vallei van de Fecht.
Het is natuurlijk hier niet de plaats om ten aanzien van deze aangelegenheid in nadere bijzonderheden te treden; maar ge moogt de schilderachtige vallei van de Fecht niet verlaten, zonder een bezoek te brengen aan het goed van de familie Herzog, op de helling van den Letzenberg. Een reuzentrap van meer dan vierhonderd treden voert u in eens boven op den berg. Deze trap loopt uit op een ringmuur, die blijkens het opschrift boven de poort, in 1850 gezet werd, om aan de arme werklieden werk te verschaffen. Binnen getreden, wordt uwe aandacht getrokken door eene witte kapel, in italiaanschen stijl, op een hoogte gebouwd, die door acacia’s en dennen is omringd. Verder bespeurt ge een smaakvol chalet met sierlijke bloembedden; en overal langs de berghellingen wijnstokken. Op sommige plaatsen is de helling zoo steil, dat zelfs de wijnstok er niet wortelen kan; de naakte rotswanden rijzen daar loodrecht omhoog boven een uitgestrekt park met lommerrijk geboomte en fluweelige grasperken. Van het terras voor de kapel overziet de blik de geheele vlakte van den Rijn en de vallei van de Fecht. De kathedraal van Straatsburg, de rotsen van den Kaiserstuhl, de besneeuwde toppen der Alpen, rondom de Jungfrau geschaard, zijn bij helder weer duidelijk zichtbaar, even als het Munsterthal en de volkrijke dorpen in het bassin van de Ill. Dit verrukkelijk panorama aanschouwende, zou men geneigd zijn, de aarde voor een paradijs