Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën. Brehm Alfred Edmund

Читать онлайн.
Название Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën
Автор произведения Brehm Alfred Edmund
Жанр Природа и животные
Серия
Издательство Природа и животные
Год выпуска 0
isbn



Скачать книгу

op klokslagen gelijkende geluid van de Pad, bestaat uit afgebroken tonen, door rustpauzen gescheiden; de Groene Kikvorsch daarentegen draagt een uit vele coupletten samengesteld lied voor. Zoowel in de oerwouden van Zuid-Amerika als in de keerkringslanden van Azië en Afrika, in Australië niet minder dan in Europa, trekken de stemmen van de Vorschen sterk onze aandacht en wekken onze belangstelling.

      Onze welwillendheid verdienen de Vorschen niet slechts door hun onschuldige vroolijkheid, maar ook doordat zij, wel verre van schadelijk te zijn, nuttige werkzaamheden verrichten, welker beteekenis stellig nog niet genoeg gewaardeerd wordt.

      De Vorschen worden thans in twee onderorden gesplitst; de Tongvorschen (Phaneroglossa) en de Tongloozen (Aglossa). Verreweg de meeste Vorschen behooren tot de eerstgenoemde afdeeling, die zich kenmerkt door de goed ontwikkelde tong en het gescheiden blijven der Eustachiaansche buizen (de verbinding tusschen de trommelholte en de mondholte), die dus met twee openingen aan het gehemelte eindigen.

      Men kan in deze onderorde zeer duidelijk twee groepen onderscheiden: bij de Stijfborstigen (Firmisternia), zooals de Kikvorsch, zijn de beenderen van den schoudergordel onbeweeglijk met het borstbeen verbonden; bij de Vrijborstigen (Arcifera) zooals de Pad, laten zij een zijdelingsche verschuiving toe. De groep der Stijfborstigen omvat 6 familiën; slechts één van deze – de Echte Kikvorschen (Ranidae) – is in Europa en Nederland vertegenwoordigd; zij omvat 22 geslachten; alle Europeesche soorten behooren tot het geslacht Kikvorsch (Rana).

      De Echte Kikvorschen hebben alleen in de bovenkaak tanden. De pupil is bij sommige geslachten een verticale, bij andere een horizontale spleet; de teenen eindigen bij sommige spits, bij andere in hechtschijfjes; soms zijn alle voeten met zwemvliezen voorzien, soms ontbreken zij aan de voorpooten, soms aan alle ledematen.

      De meeste leden van deze familie ondergaan de hierboven beschreven gedaantewisseling in het water; bij sommige heeft echter een deel van den ontwikkelingsgang binnen het ei plaats, dat in dit geval aanmerkelijk grooter is.

      De Echte Kikvorschen bewonen in grooten getale de wateren van gematigde en warme gewesten; zij komen voor in alle werelddeelen met uitzondering van Australië. Nagenoeg overal hoort men hun nachtelijk lied, want, evenals de Waterkikvorsch in ons vaderland, vestigen ook zijne verwanten zich in lage zoowel als in hooge oorden, in stroomend zoowel als in stilstaand water, indien dit niet te veel zout bevat, ook op den vasten bodem, daar verscheidene soorten zich, evenals de Boomkikvorschen, slechts gedurende den paartijd in ’t water ophouden en later vochtige weiden, velden en wouden tot woonplaats kiezen.

      Overal hebben de in ’t water wonende Kikvorschen nagenoeg dezelfde levenswijze: een bedrijvig en vroolijk lente- en zomerleven met druk geschreeuw en veel genoegen wordt gevolgd door een minder aangename nabetrachting in den herfst, die als inleiding dient tot den maanden langen slaap van den winter of van het droge seizoen. Diep verborgen onder het slijk van de verstijvende of uitdrogende plassen wachten de slapers den warmen lenteadem af, die de ijskorst doet smelten of de eerste regenbuien, die de geblakerde en met spleten doorploegde slijklaag verweekt en aaneenvoegt. Hier door warmte, ginds door vocht wordt de natuur tot nieuw leven opgewekt; want gelijk bij ons de lente aan de aarde haar prachtigste tooi verschaft, brengt het begin van den regentijd in de keerkringsgewesten de schoonheden der natuur in hoogere mate tot ontwikkeling. Waar onder een hemel, die zijne gaven mild verspreidt, het klimaat in den loop van het jaar nagenoeg geen verandering ondergaat, laten de wakkere waterzangers bijna onverpoosd hun stem weerklinken. In het waterrijke Zuid-Amerika verneemt men iederen avond en stellig na iedere regenbui het koor der Kikvorschen; in de vochtige vlakten van Indië en West-Afrika ziet of hoort men deze dieren het geheele jaar door.

      Hier te lande kunnen de Kikvorschen hoogstens lastig worden door de volharding, waarmede zij ons trachten te overtuigen van hunne muzikale talenten; in andere werelddeelen geven sommige werkelijk aanstoot door hun zeer luid gekwaak. De bij ons levende soorten worden met het volste recht onder de nuttige dieren gerekend en richten slechts bij uitzondering een onbeduidende schade aan; de reusachtige leden van hun familie, die in Amerika en Indië leven, vergrijpen zich daarentegen niet al te zelden aan het eigendom van den mensch en maken zelfs jonge Eenden en Ganzen tot slachtoffers van hunne rooverijen. Toch is men hun eigenlijk nergens vijandig gezind; geen enkel volk beschouwt hen met den afkeer, waaronder de zoo nauw met hen verwante Padden te lijden hebben. De meeste menschen scheppen behagen in het voorkomen en de werkzaamheid der Kikvorschen en zijn hun genegen; vele soorten heeft men tot den rang van wild verheven en beloonen door hun smakelijk vleesch de moeiten van de jacht.

      De Echte Kikvorschen zijn niet tevreden met de kleine hoeveelheden vocht, die door de leden van sommige andere familiën voor de ontwikkeling hunner jongen voldoende worden geacht, maar kiezen voor dit doel steeds een water van eenige beteekenis. Ook in deze familie treft men soorten aan, die voor de veiligheid van hun kroost zorgen, door de eieren vastgehecht aan de oppervlakte van het lichaam gedurende eenige weken mede te voeren. De meeste evenwel leggen hunne eieren eenvoudig in het water en bekommeren zich er niet verder om. Bij koud weer of op hoog gelegen plaatsen heeft de gedaantewisseling veel langzamer plaats dan gewoonlijk en wordt hiervoor soms een tweemaal zoo lange tijd vereischt. Hetzelfde verschijnsel wordt opgemerkt bij larven, die in een kleinen waterbak geplaatst zijn en niet genoeg voedsel krijgen.

      Reeds lang hebben de inheemsche leden der Kikkerfamilie voor wetenschappelijke proeven gediend; in den regel stond hun vangst dan met een doodvonnis gelijk. Een beter lot valt hun ten deel, als zij gevangen worden ten behoeve van de liefhebbers van dieren, die sedert eenigen tijd begonnen zijn ook Kikvorschen in de kooi te houden; voor tropische vormen worden woningen ingericht, die alle mogelijke gemakken aanbieden; door goede behandeling geraken zij na korten tijd even goed aan hun verzorger gewoon als de bekende weerprofeet, de Boomkikker.

      „Brèkèkè! – brèkèkè brèkèkè! – koax toeoe! – brèkèkè brèkèkè! – brèkèkè koearr brèkèkè toeoe! – brèkèkè brèkèkè brèkèkè – brèkèkè brèkèkè brèkèkè brèkèkè! – koax koax! toeoe toeoe! brèkèkè toeoe! – brèkèkè brèkèkè!

      „Wanneer de maan haar’ stralen schiet

      Klinkt uit den plas het kikkerlied,”

      dat, naar het mij voorkomt, evenzeer bij den lentenacht behoort als het lied van den Nachtegaal, al beweert Oken, dat men zich voorstellen kan bij een gekkenhuis te staan, als men in de nabijheid van een kikkersloot komt. Een onverholen vroolijkheid spreekt uit deze eenvoudige klanken; hoe rauw zij ieder voor zich ook schijnen te zijn, is er duidelijk overeenstemming in op te merken. „Brèkèkè” roept de voorzanger van het geheele gezelschap en alle overige luisteren zwijgend, om in het volgende oogenblik met dezelfde strophe of met het doffe „koearr” in te vallen en op de van ouds bekende wijze voort te kwaken. Zoodra de koele schemering aanvangt, wordt het gekwaak algemeen; met meer volharding dan eenig ander nachtelijk lied wordt het voortgezet; eerst tegen den morgen vermindert het rumoer in de plassen, hoewel af en toe een enkele zanger, als ’t ware onder den indruk van de zalige herinnering aan de wijze waarop hij zich van zijn taak gekweten heeft, niet nalaten kan een half ingehouden „koearr” te laten hooren.

      Onze Groene Kikvorsch of Waterkikker, ook wel Kwaker, in Zeeland Puje, in Friesland Froask genoemd (Rana esculenta), is een van de waardigste vertegenwoordigers van zijn geslacht, dat in 140 soorten over de geheele wereld verbreid is. Deze hebben alle een dwarsgerichte pupil van eivormige gedaante, een slechts van voren vastgehechte, overigens vrije, van achteren in twee slippen eindigende tong; de tanden van de ploegschaarbeenderen vormen aan het gehemelte twee symmetrische groepen tusschen de achterste neusopeningen; het trommelvlies is meestal duidelijk zichtbaar; de vingers van de voorvoeten zijn niet met zwemvliezen voorzien; de duim kan niet tegenover de andere vingers gesteld worden; de teenen van de achtervoeten hebben volkomen zwemvliezen; duidelijke opzwellingen komen aan de gewrichten voor; het mannetje heeft meestal twee keelzakken, die opgeblazen worden om het geluid te versterken.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком,