Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения. Отсутствует

Читать онлайн.



Скачать книгу

koningin van België belt de koningin van Nederland op (королева Бельгии звонит королеве Нидерландов по телефону; opbellen – позвонить /кому-либо/ по телефону) en zegt (и говорит): „Het moet nu maar eens afgelopen zijn (теперь должно быть покончено; aflopen – сбегать, спускаться; оканчиваться, истекать; maar – но; однако; же; eens – один раз, eens – однажды; /побудительная частица/) met dat gedoe (с той возней; doen – делать) dat wij dom zijn (что мы тупые = нас считают тупыми). Wij willen nu wel eens de slimste zijn (мы хотим теперь, пожалуй, самыми умными/хитрыми быть; slim – хитрый; умный, ловкий)”.

      Beatrix zegt (Беатрикс говорит): „Das goed, voor twee maanden dan (хорошо, на два месяца тогда; das = dat is)”.

      Dus zo gezegd, zo gedaan (значит, сказано-сделано: «так сказано, так сделано»). De Nederlanders gaan een brug in de woestijn bouwen (голландцы едут строить мост в пустыне). Alle Belgen lachen he, he… (все бельгийцы смеются: ха, ха) die stomme Nederlanders (эти тупые голландцы), gaan ze een brug in de woestijn bouwen (едут строить мост в пустыне).

      Twee maanden later belt Beatrix de koningin van België op (два месяца спустя Беатрикс звонит королеве Бельгии): „Nu zijn die twee maanden om (теперь те два месяца прошли) en willen we die brug afbreken (и мы хотим тот мост снести/сломать).

      Koningin van België: „Dan doe je dat toch” (королева Бельгии: «ну так делай же тогда это»).

      Beatrix: „Nee, dat kan niet (нет, это невозможно), want al die Belgen staan erop te vissen (потому что те все бельгийцы стоят на нем и ловят рыбу: «/чтобы/ ловить рыбу»; op – на, erop – на этом, на нем)”.

      De koningin van België belt de koningin van Nederland op en zegt: „Het moet nu maar eens afgelopen zijn met dat gedoe dat wij dom zijn. Wij willen nu wel eens de slimste zijn.”

      Beatrix zegt: „Das goed, voor twee maanden dan”.

      Dus zo gezegd, zo gedaan. De Nederlanders gaan een brug in de woestijn bouwen. Alle Belgen lachen he, he… die stomme Nederlanders, gaan ze een brug in de woestijn bouwen.

      Twee maanden later belt Beatrix de koningin van België op: „Nu zijn die twee maanden om en willen we die brug afbreken”.

      Koningin van België: „Dan doe je dat toch”.

      Beatrix: „Nee, dat kan niet, want al die Belgen staan erop te vissen”.

      Allergie

      (Аллергия)

      Er komt een Belg bij de dokter en zegt (приходит бельгиец к врачу и говорит): „Volgens mij ben ik allergisch voor leer (по-моему: «следуя мне», у меня аллергия на кожу)”.

      De dokter vraagt (врач спрашивает): „Hoezo (как так = почему /вы так полагаете/)?”

      De Belg antwoordt (бельгиец отвечает): „Elke keer als ik wakker word (каждый раз, когда я просыпаюсь) met mijn schoenen aan (с ботинками на ногах), heb ik hoofdpijn (у меня болит голова: «я имею головную боль»; aan – на; aanhebben – носить /одежду/, быть одетым /во что-либо/).

      Er komt een Belg bij de dokter en zegt: „Volgens mij ben ik allergisch voor leer”.

      De dokter vraagt: „Hoezo?”

      De Belg antwoordt: „Elke keer als ik wakker word met mijn schoenen aan, heb ik hoofdpijn”.

      Nablijven

      (Остаться /в школе после уроков/)

      De directeur van een school (директор одной школы) belt naar de moeder van Pieter (звонит матери Питера), een van de leerlingen (одного из учеников), om te zeggen (чтобы сказать) dat Pieter moet nablijven (что Питер должен остаться /после уроков/; na – после; blijven – оставаться).

      De moeder vraagt: „Waarom?” (мать спрашивает: «почему?»)

      Waarop de directeur zegt (на что директор говорит): „Omdat Jeroen, de jongen die naast hem zit (потому что Ерун, юноша, который с ним рядом сидит; naast – близкий; около, неподалеку), zat te roken (сидел и дымил: «сидел дымить»)”.

      „Wat!” roept de moeder («что!» – кричит мать). „Die Jeroen zit te roken en onze Pieter moet nablijven (Ерун сидит и курит, а наш Питер должен оставаться; roken – курить; дымить/ся/)!?”

      „Natuurlijk”, zegt de directeur («конечно», говорит директор), „Pieter heeft hem in brand gestoken (/это/ Питер его поджег: «в огонь/пожар поместил»; steken – колоть, втыкать; вкладывать, засовывать; iets in brand steken – поджигать что-либо).”

      De directeur van een school belt naar de moeder van Pieter, een van de leerlingen, om te zeggen dat Pieter moet nablijven.

      De moeder vraagt: „Waarom?”

      Waarop de directeur zegt: „Omdat Jeroen, de jongen die naast hem zit, zat te roken”.

      „Wat!”