Held, Verrader, Dochter . Морган Райс

Читать онлайн.
Название Held, Verrader, Dochter
Автор произведения Морган Райс
Жанр Героическая фантастика
Серия Over Kronen en Glorie
Издательство Героическая фантастика
Год выпуска 0
isbn 9781640293540



Скачать книгу

leverde gejuich op. Het leek erop dat Akila dit goed beoordeeld had. Hij gebaarde naar de plek waar een verkenningsschip lag, dat aan zijn vlaggenschip was vastgebonden.

      “Dat is er één van ons,” zei Akila. “Ze hebben hem en zijn crew te pakken gekregen. Ze hebben hem geslagen tot ze bloed zagen. Ze hebben hem aan het roer gebonden en zijn ogen uitgestoken.”

      Akila zweeg even om dat te laten bezinken.

      “Dat hebben ze gedaan omdat ze dachten dat ze ons bang konden maken,” zei Akila. “Dat hebben ze gedaan omdat ze dachten dat we dan wel zouden vluchten. Ik zeg dat als een man één van mijn broeders zo behandeld, ik hem wil afmaken als de hond die hij is!”

      Dat leverde gejuich op.

      “Ik zal jullie echter niet dwingen,” zei Akila. “Als je naar huis wil… nou, niemand kan zeggen dat je dat niet verdiend hebt. En als ze je komen halen, is er misschien nog iemand over om te helpen.” Hij haalde zijn schouders op. “Ik blijf. Als het moet, blijf ik alleen. Da ga ik op de steiger staan, en dan kunnen ze één voor één bij me langskomen voor een pak slaag.”

      Hij keek om zich heen en staarde naar mannen die hij kende, naar broeders van Haylon en bevrijde slaven, dienstplichtigen die vrijheidsstrijders waren geworden, en mannen die waarschijnlijk begonnen waren als rovers.

      Hij wist dat als hij deze mannen vroeg om met hem mee te vechten, de meesten van hen het niet zouden overleven. Waarschijnlijk zou hij de watervallen in heuvels van Haylon nooit meer zien. Waarschijnlijk zou hij sterven, en niet eens weten of wat hij had gedaan genoeg was om Delos te redden. Een deel van hem wenste toen dat hij Thanos nooit had ontmoet, dat hij nooit door dit grotere verzet was meegesleurd.

      Toch trok hij zichzelf omhoog.

      “Ben ik straks in mijn eentje, makkers?” vroeg hij. “Moet ik het straks in mijn eentje tegen die stenen dwazen opnemen?”

      Een luid “Nee!” galmde over het water. Hij hoopte dat de vijandelijke vloot het gehoord had. Hij hoopte dat ze het gehoord hadden, en hij hoopte dat ze doodsbang waren.

      De goden wisten dat hij dat was.

      “Goed dan, makkers,” bulderde Akila, “naar de riemen. We hebben een strijd te winnen!”

      Hij keek toe hoe zijn mannen naar de riemen renden, en hij was nog nooit zo trots op hen geweest. Hij begon na te denken, bevelen te geven. Er moesten berichten naar het kasteel worden verstuurd, er moesten voorbereidingen worden getroffen.

      Akila kon het waarschuwende geluid van de klokken al uit de stad horen komen.

      “Jullie twee, hijs de signaalvlaggen! Scirrem, ik wil kleine boten en teer voor vuurschepen bij de havenmond! Praat ik hier tegen mezelf?”

      “Misschien wel,” riep de zeeman terug. “Ze zeggen dat gekken dat wel vaker doen. Maar ik zal ervoor zorgen.”

      “Je weet dat je in een echt leger met de zweep had gekregen?” kaatste Akila terug, maar hij zei het glimlachend. Dat was het vreemde als je op het randje van de strijd stond. Ze waren nu zo dicht bij de dood, en toch was dit het moment dat Akila zich het meest levend voelde.

      “Nu, Akila,” zei de zeeman. “Je weet dat ze ons nooit tot een echt leger zouden toelaten.”

      Akila lachte, en niet alleen omdat het waarschijnlijk waar was. Hoeveel bevelhebbers konden zeggen dat ze niet alleen het respect van hun mannen hadden, maar ook echte vriendschap? Hoeveel bevelhebbers konden hun troepen vragen om zichzelf de strijd in te werpen, niet uit loyaliteit, of angst, of discipline, maar omdat zij het hen vroegen? Akila vond dat hij daar in elk geval trots op kon zijn.

      Terwijl de zeeman er vandoor ging, had hij nog meer bevelen uit te delen.

      “Zodra we weg zijn, moeten we de havenketting omhoogtrekken,” zei hij.

      Eén van de jonge zeemannen kreeg een bezorgde blik in zijn ogen. Akila kon zijn angst zien. Dat was niet meer dan normaal.

      “Als we de ketting omhooghalen, betekent dat dan dat we ons niet meer in de haven kunnen terugtrekken?” vroeg de jongen.

      Akila knikte. “Ja, maar wat zou dat voor zin hebben, ons terugtrekken in een stad die aan de open zee ligt? Als we daar falen, denk je dan dat we ons veilig in de stad kunnen verbergen?”

      Hij zag de jongen daarover nadenken. Hij probeerde waarschijnlijk uit te vogelen waar de veiligste plek zou zijn. Het was dat, of hij wenste dat hij zich hier nooit voor had opgegeven.

      “Als je wil kun je meehelpen om de kettingen omhoog te hijsen,” bood Akila aan. “En daarna naar de katapulten. We hebben goede mensen nodig om ze af te vuren.”

      De jongen schudde zijn hoofd. “Ik blijf. Ik vlucht niet voor hen.”

      “Je wil vast niet de vloot overnemen zodat ik kan vluchten?” vroeg Akila.

      De jongen ging lachend aan het werk, en gelach was altijd beter dan angst.

      Wat konden ze nog meer doen? Er was altijd iets anders, altijd nog iets om te regelen. Sommigen spraken over oorlogsvoering alsof het voornamelijk wachten was, maar Akila had ondervonden dat er tijdens het wachten altijd duizend kleinere dingen te doen waren. Voorbereiding was de moeder van succes, en Akila zou niet verliezen door een gebrek aan inspanning.

      “Nee,” mompelde hij terwijl hij de lijnen van zijn vlaggenschip controleerde. “Dat gebeurt wel doordat zij vijf keer zoveel schepen hebben als wij.”

      Hun enige hoop was om toe te slaan en zich dan terug te trekken. Hen het vuur in te lokken. Te zorgen dat ze tegen de ketting opvoeren. De snelheid van hun eigen schepen gebruiken om te pakken wat ze konden. Zelfs dan zou het wellicht niet genoeg zijn.

      Akila had nog nooit zo’n grote strijdmacht gezien. Hij betwijfelde dat iemand dat had. De vloot die destijds naar Haylon was gestuurd, was ontworpen voor vergelding en verwoesting. Het leger van de rebellen was een samenkomen van ten minste drie grote strijdmachten.

      Dit was groter. Dit was geen leger meer, het was een heel land dat op de been was. Dit was verovering, en meer dan verovering. Felldust had een kans gezien, en nu ging het alles nemen dat het Rijk had.

      Tenzij we ze tegenhouden, dacht Akila.

      Misschien zou zijn vloot niet zijn wat hen zou tegenhouden. Misschien was het vertragen en verzwakken van de invasietroepen het beste waar ze op konden hopen, maar misschien zou dat wel genoeg zijn. Als ze tijd konden winnen, kon Ceres misschien een manier vinden om de rest te verslaan. Akila had haar wel meer indrukwekkende dingen zien doen met die krachten van haar.

      Misschien zou ze het tegen het hele leger van Felldust opnemen en hen de moeite besparen.

      Maar waarschijnlijk zou Akila hier sterven. Als dat Delos kon redden, zou dat het waard zijn? Dat was de vraag niet. Als het de mensen daar kon redden, en de mensen op Haylon, zou dat het waard zijn?

      Ja, dat was alles waard voor Akila. Deze mannen zouden niet stoppen. Ze zouden naar Haylon gaan zodra ze hier klaar waren. Als zijn offer de boeren op het eiland kon beschermen, zou Akila duizendmaal dezelfde keus maken.

      Hij keek over het water uit naar de naderende vloot.

      “Je bent me hier wat voor verschuldigd, Thanos,” zei hij. Net zoals de prins hem iets verschuldigd was voor het feit dat hij naar Delos was gekomen, en voor het feit dat hij hem op Haylon niet had afgemaakt. Zijn leven zou waarschijnlijk een stuk simpeler zijn geweest als hij dat wel had gedaan.

      Akila had het vermoeden dat zijn leven waarschijnlijk ook een stuk langer geduurd zou hebben.

      “Goed!” riep hij. “Op je plaatsen, jongens! We hebben een strijd te winnen!”

      HOOFDSTUK TWEE

      Irrien stond met gevoelens van bevrediging en anticipatie op het voorsteven van zijn schip. Bevrediging omdat zijn vloot oprukte zoals hij bevolen had. Anticipatie vanwege wat er komen ging.

      De