Название | Soldaat, Broeder, Tovenaar |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | Over Kronen en Glorie |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781640291928 |
“Wat denkt u dat er zal gebeuren zodra Lucious koning wordt?” vroeg Thanos. “Wat denkt u dat hij zal doen?”
Hij zag Athena glimlachen. “Ik denk dat hij zal doen wat zijn moeder zegt. Lucious heeft nooit veel tijd gehad voor de… saaie details van zijn positie. Sterker nog, ik moet je waarschijnlijk bedanken, Thanos. Claudius was te koppig. Hij luisterde niet naar me toen hij dat wel had moeten doen. Lucious zal beter kneedbaar zijn.”
“Als u dat gelooft,” zei Thanos, “dan bent u net zo gestoord als hij. U heeft gezien wat Lucious zijn vader heeft aangedaan. Denkt u dat u veilig bent omdat u zijn moeder bent?”
“Macht is de enige zekerheid die er is,” antwoordde Koningin Athena. “Maar wat er ook gebeurt, jij zal het niet meer meemaken. Als de galg klaar is zul je sterven, Thanos. Vaarwel.”
Ze draaide zich om, en het enige waar Thanos aan kon denken was Lucious. Lucious die gekroond werd. Lucious zoals hij was geweest in het dorp dat Thanos had gered. Lucious zoals hij geweest moest zijn toen hij hun vader vermoordde.
Ik zal vrij zijn, beloofde Thanos zichzelf. Ik zal ontsnappen, en ik zal Lucious vermoorden.
HOOFDSTUK TWEE
Ceres werd op de schouders van de menigte het Stadion uit gedragen, het zonlicht in. Haar hart zwol. Ze keek uit over de nasleep van het gevecht en werd overspoeld door een golf van emoties.
Er was natuurlijk de vreugde van de overwinning. Ze hoorde de mensen al juichend het Stadion uit stromen. De rebellen van Haylon en de krijgsheren, de resterende troepen van Heer West, en de inwoners van de stad.
Ze voelde opluchting om het feit dat haar wanhopige poging om de krijgsheren van Lucious’ laatste Killing te bevrijden was geslaagd, en dat het eindelijk voorbij was.
Er was nog meer opluchting. Ceres liet haar blik over de menigte glijden tot ze haar broertje en haar vader zag, arm in arm met een paar rebellen. Ze wilde naar hen toe rennen en zien of ze in orde waren, maar de menigte was vastberaden om haar de stad door te dragen. Ze moest maar genoegen nemen met het feit dat ze ongedeerd leken te zijn en met de anderen meejuichten. Ze voelde verbazing dat ze nog fut hadden om te juichen. Zo veel van deze mensen hadden hun leven op het spel gezet om de tirannie van het Rijk te stoppen. Zo veel.
Die gedachte bracht nog een emotie met zich mee: verdriet. Verdriet om het feit dat dit nodig was geweest, en dat er zoveel mensen hadden moeten sterven. Ze zag lichamen in de straten waar er confrontaties tussen rebellen en soldaten hadden plaatsgevonden. De meeste lichamen droegen de rode kleuren van het Rijk, maar dat was een schrale troost. Er waren ook veel gewone burgers bij, mensen die tegen hun wil waren gerekruteerd, of mannen die zich bij het leger hadden aangesloten omdat ze dachten dat het beter was dan een leven van armoede en onderdrukking. En nu lagen ze dood op straat, starend naar de lucht met ogen die nooit meer iets zouden zien.
Ceres voelde de warmte van het bloed op haar huid, dat al begon op te drogen in de hitte van de zon. Hoeveel mannen had ze vandaag wel niet gedood? Ze was de tel kwijtgeraakt, ergens in die eindeloze strijd. Er was alleen maar de drang geweest om door te gaan, om te blijven vechten, want stoppen betekende sterven. Ze was verloren geraakt in de stroom van het gevecht, meegesleurd door de energie, door haar eigen energie.
“Allemaal,” zei Ceres.
Ze had ze allemaal gedood, zelfs degenen die ze niet eigenhandig had afgemaakt. Zij was degene geweest die de mensen op de tribunes had overtuigd om geen genoegen te nemen met wat het Rijk als vrede beschouwde. Zij was degene geweest die de mannen van Heer West had overtuigd om de stad binnen te vallen. Ze keek naar de doden, vastberaden om hun herinnering in leven te houden, en niet te vergeten wat hun overwinning had gekost.
In de hele stad waren de littekens van het geweld zichtbaar: kapotte deuropeningen, de restanten van de barricades. Maar er waren ook tekenen van vreugde: mensen kwamen naar buiten en voegden zich bij de menigte die door de straten stroomde.
Ze kon niet veel horen behalve het gejuich, maar in de verte dacht Ceres dat ze de strijd verder hoorde gaan. Het liefst wilde ze naar voren rennen en zelf met ze afrekenen, en ze wist dat ze het moest eindigen voor het uit de hand liep. Maar op dat moment was ze veel te uitgeput. Het was alsof ze een eeuwigheid had gevochten. Als de menigte haar niet had gedragen, was Ceres waarschijnlijk ingestort.
Toen ze haar uiteindelijk op het grote plein neerzetten, ging Ceres op zoek naar haar broertje en haar vader. Ze baande zich een weg naar hen toe, en wist hen te bereiken dankzij de mensen die respectvol plaats voor haar maakten.
Ceres knuffelde hen.
Ze zeiden niets. Hun zwijgen, het gevoel van hun omhelzing, zei alles. Ze hadden het overleefd, als gezin, al was de afwezigheid van haar dode broer nog diep voelbaar.
Ceres wenste dat het voor altijd zo kon blijven. Dat ze gewoon veilig bij haar broertje en haar vader kon blijven, en dat ze de hele revolutie gewoon op zijn beloop kon laten. Maar terwijl ze daar stond, vergezeld door de twee mensen waar ze het meest om gaf, werd ze zich van iets anders bewust.
Mensen staarden naar haar.
Ceres vond dat niet zo vreemd na alles dat er gebeurd was. Zij had in het middelpunt van het gevecht gestaan, en nu, onder het bloed en het vuil, volledig uitgeput, zag ze er waarschijnlijk uit als een monster uit een legende. Toch leek dat niet de reden dat iedereen staarde.
Nee, ze keken alsof ze wachtten tot iemand hen vertelde wat ze nu moesten doen.
Ceres zag een aantal figuren zich door de menigte banen. Ze herkende één van hen als Akila, de slanke, gespierde man die de laatste golf van rebellen had geleid. Anderen droegen de kleuren van de mannen van Heer West. Er was minstens één krijgsheer bij, een grote man met een paar pikhouwelen, die zijn verwondingen leek te negeren.
“Ceres,” zei Akila, “de resterende imperiale soldaten hebben zich teruggetrokken naar het kasteel of zoeken naar wegen om de stad te verlaten. Mijn mannen zijn er zoveel mogelijk gevolgd, maar ze kennen deze stad niet zo goed, en… nou, er is een risico dat mensen het verkeerd opvatten.”
Ceres begreep het. Als Akila’s mannen op jacht waren naar vluchtende soldaten, zouden ze als indringers gezien kunnen worden. En zelfs als dat niet het geval was, dan zouden ze in een hinderlaag gelokt kunnen worden.
Toch voelde het vreemd dat er zoveel mensen naar haar keken voor antwoorden. Ze keek om zich heen, zoekend naar hulp, want er moest wel iemand zijn die beter gekwalificeerd was om de leiding te nemen. Ceres wilde er niet vanuit gaan dat ze zomaar de leiding kon nemen, alleen omdat haar bloed haar verbond met de Ouden.
“Wie heeft er nu de leiding over de rebellen?” riep Ceres. “Zijn er leiders die het overleefd hebben?”
Om zich heen zag ze mensen hun hoofd schudden. Ze wisten het niet. Natuurlijk wisten ze het niet. Ze hadden niet meer gezien dan Ceres. Ceres wist was Anka dood was, vermoord door Lucious’ beulen. Waarschijnlijk waren de meeste andere leiders ook dood. Dat, of ze hadden zich verborgen.
“En de neef van Heer West, Nyel?” vroeg Ceres.
“Heer Nyel heeft ons niet vergezeld bij de aanval,” zei één van de mannen van Heer West.
“Nee,” zei Ceres, “dat was ook niet te verwachten.”
Misschien was het maar goed ook dat hij hier niet was. De rebellen en de inwoners van Delos zouden een man van adel zoals Heer West al niet vertrouwd hebben, gezien alles waar hij voor had gestaan, en hij was een moedige en eervolle man geweest. Zijn neef was dat niet.
Ze vroeg niet of de krijgsheren een leider hadden. Dat was niet het soort mannen dat ze waren. Ceres had hen leren kennen tijdens de trainingen voor de Killings, en ze wist dat hoewel elk van hen de kracht van tien mannen had, ze niet in staat waren om iets als dit te leiden.
Ze keek naar Akila. Hij was overduidelijk een leider, en zijn mannen deden wat hij zei. Toch leek hij te wachten tot zij bevelen gaf.
Ceres voelde haar vaders hand op haar schouder.