Название | Een Zoektocht Van Helden |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | De Tovenaarsring |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632910110 |
“Waarom?” drong Gareth aan.
“Omdat dat precies is wat je wil.”
Gareth’s gezicht kleurde donkerrood aan. MacGil had hem inzicht gegeven in zijn echte karakter. MacGil keek naar zijn ogen, en zag ze branden met een haat die hij nooit voor mogelijk had gehouden.
Zonder nog een woord te zeggen, stormde Gareth de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht.
De echo deed MacGil huiveren. Hij dacht aan de blik van zijn zoon en voelde een diepe haat, dieper nog dan die van zijn vijanden. Op dat moment dacht hij aan Argon, aan wat hij had gezegd over gevaar dat dichtbij was.
Kon het zo dichtbij zijn als dit?
HOOFDSTUK ZES
Thor sprintte over het uitgestrekte veld van de arena. Hij rende zo hard als hij kon. Vlak achter hem kon hij de voetstappen van de gardetroepen van de Koning horen. Vloekend en tierend achtervolgden ze hem over het hete, stoffige veld. Voor hem stonden de leden—en nieuwe rekruten—van de Krijgsmacht, tientallen jongens, net als hij, maar ouder en sterker. Ze trainden en werden getest in diverse formaties. Sommigen gooiden speren, anderen oefenden hun grip op de lans. Ze mikten op veraf gelegen doelwitten, en misten slechts zelden. Dit waren zijn tegenstanders, en ze leken geducht.
Tussen hen bevonden zich tientallen echte ridders, leden van de Zilveren, die vanuit een grote semicirkel de actie gadesloegen. Beoordelend. Besluitend wie zou blijven en wie er naar huis gestuurd zou worden.
Thor wist dat hij zichzelf moest bewijzen, dat hij deze mannen moest imponeren. Binnen enkele seconden zouden de wachters hem ingehaald hebben, en als hij ook maar de kleinste kans had om een indruk achter te laten, moest het nu gebeuren. Maar hoe? Zijn hersenen werkten op volle toeren terwijl hij over de binnenplaats vloog, vastberaden om niet weggestuurd te worden.
Terwijl Thor over het veld raasde, begonnen anderen hem op te merken. Sommigen van de rekruten stopten waar ze mee bezig waren en draaiden zich om; sommige ridders ook. Binnen enkele momenten voelde Thor hoe alle aandacht op hem werd gericht. Ze keken verbijsterd, en hij realiseerde zich dat ze zich moesten afvragen wie hij was, en waarom hij over hun veld rende, met drie leden van de Koninklijke garde achter hem aan. Dit was niet de indruk die hij had willen achterlaten. Hij had er zijn hele leven van gedroomd om zich bij de Krijgsmacht aan te sluiten, maar dit was niet hoe hij het zich had voorgesteld.
Terwijl Thor rende, zich afvragend wat hij moest doen, werd zijn plan van aanpak voor hem bepaald. Eén van de rekruten, een grote jongen, besloot de anderen te imponeren door Thor te stoppen. Hij was lang, gespierd en bijna twee keer zo groot als Thor. Hij hief zijn houten zwaard om Thor de weg te versperren. Thor zag dat hij vastbesloten was om hem tegen te houden, om hem voor schut te zetten voor de anderen, en zo een streepje voor te krijgen op de andere rekruten.
Dit maakte Thor furieus. Thor had zelf geen appeltje te schillen met deze jongen, en het was niet zijn gevecht. Maar hij maakte het zelf zijn gevecht, alleen maar voor zijn eigen gewin.
Terwijl hij dichterbij kwam, kon Thor nauwelijks geloven hoe groot deze jongen was: hij torende boven hem uit, met een dreigende blik in zijn ogen en lange lokken dik, zwart haar over zijn voorhoofd, en de grootste, meest vierkante kaken die Thor ooit had gezien. Hij had geen idee hoe hij het tegen deze jongen op moest nemen.
De jongen viel hem aan met zijn houten zwaard, en Thor wist dat hij knock-out zou gaan als hij niet snel handelde.
Thor’s reflexen namen over. Instinctief haalde hij zijn slinger tevoorschijn, haalde uit, en wierp een steen naar de hand van de jongen. De steen vond zonder moeite zijn doelwit, en stootte het zwaard uit zijn hand, net toen de jongen wilde uithalen. Het zwaard vloog door de lucht en de jongen, schreeuwend, greep zijn hand vast.
Thor verspilde geen tijd. Hij maakte gebruik van het moment, nam een sprong en plantte zijn voeten midden op de borstkas van de jongen. Maar de jongen was zo enorm, het was net alsof hij een eikenboom probeerde te schoppen. De jongen struikelde een halve meter achteruit, terwijl Thor bij zijn voeten neerkwam. Dit voorspelt niet veel goeds, dacht Thor, terwijl zijn oren suisden.
Thor probeerde overeind te komen, maar de jongen was hem voor: hij reikte naar beneden, greep Thor bij zijn rug, en gooide hem, met zijn gezicht naar beneden, in het stof.
Een groepje jongens verzamelde zich joelend in een cirkel om hem heen. Thor werd rood, hij was vernederd.
Thor probeerde op te staan, maar de jongen was te snel. Hij zat al boven op hem en hield hem naar beneden. Voor Thor het wist, was het gevecht veranderd in een worsteling, en het gewicht van de jongen was enorm.
Thor hoorde het gesmoorde geschreeuw van de andere rekruten terwijl ze zich bij de cirkel voegden, schreeuwend, verlangend naar bloed. De jongen keek dreigend op hem neer; hij stak zijn duimen uit, en bracht ze naar beneden. Hij ging voor zijn ogen. Thor kon het niet geloven: het leek erop dat deze jongen hem echt pijn wilde doen. Wilde hij echt zo graag een streepje voor op de rest hebben?
Op de allerlaatste seconde rolde Thor zijn hoofd uit de weg, en de handen van de jongen kwamen met een klap in het zand terecht. Thor maakte van de gelegenheid gebruik om onder hem weg te rollen.
Thor sprong op en wendde zich tot de jongen, die inmiddels ook was opgestaan. De jongen haalde uit naar Thor’s gezicht, en Thor dook op het laatste moment naar beneden; hij voelde de luchtstroom langs zijn gezicht gaan, en hij besefte dat als hij was geraakt, zijn kaak gebroken was geweest. Thor reikte omhoog en stompte de jongen in zijn maag—maar het leek niets uit te halen: het was alsof hij een boom stompte.
Voor Thor kon reageren, had de jongen zijn elleboog in zijn gezicht geplant.
Thor struikelde naar achteren, duizelig door de klap. Het voelde alsof hij was geraakt door een hamer, en zijn oren suisden.
Terwijl Thor naar adem snakte, viel de jongen weer aan. Dit keer raakte hij hem hard in zijn borst. Thor vloog naar achteren en smakte met zijn rug tegen de grond. De andere jongens juichten.
Thor, duizelig, begon rechtop te zitten, maar op dat moment viel de jongen weer aan en sloeg hem hard in het gezicht; weer viel hij plat op zijn rug—en hij kon niet meer opstaan.
Daar lag Thor. In de verte hoorde hij het geschreeuw van de anderen. Hij voelde het zoute bloed uit zijn neus stromen, de zwelling op zijn gezicht. Hij kreunde van de pijn. Hij keek op en zag hoe de grote jongen zich omdraaide en terug liep naar zijn vrienden, om zijn overwinning te vieren. Thor wilde opgeven. Deze jongen was enorm, tegen hem vechten was zinloos, en hij kon niet meer verdragen. Maar iets in hem zei hem dat hij niet kon verliezen. Niet voor al deze mensen.
Geef niet op. Sta op. Sta op!
Thor wist zijn kracht bij elkaar te rapen: kreunend rolde hij om en ging op handen en knieën zitten, en toen, langzaam, stond hij op. Hij wendde zich tot de jongen, bloedend, zijn ogen gezwollen, bijna niet in staat om iets te zien, hijgend, en hij hief zijn vuisten in de lucht.
De grote jongen draaide zich om en staarde Thor aan. Hij schudde zijn hoofd.
“Je had moeten blijven liggen, jongen,” dreigde hij, terwijl hij weer op Thor af begon te komen.
“GENOEG!” riep een stem. “Elden, terug!”
Een ridder kwam tussen hen in staan. Hij hield zijn palm opgeheven en verbood Elden dichter bij Thor te komen. De menigte werd stil, en ze keken allemaal naar de ridder: dit was duidelijk een man die gerespecteerd werd.
Thor keek op, met ontzag voor de ridder: hij was lang, met brede schouders, een vierkante kaak, bruin, netjes geknipt haar, ergens in de twintig. Thor mocht hem onmiddellijk. Zijn eersteklas harnas, een maliënkolder van gepolijst zilver, was bedekt met Koninklijke markeringen: het valkembleem van de MacGil familie. Thor’s keel werd droog: hij stond voor een lid van de Koninklijke familie. Hij kon het nauwelijks geloven.
“Verklaar jezelf, jongen,” zei hij tegen Thor. “Waarom ben je onuitgenodigd onze arena binnengerend?”
Voor Thor kon antwoorden, braken de drie leden van de Koninklijke garde door de cirkel heen.