Название | Een Droom Van Stervelingen |
---|---|
Автор произведения | Морган Райс |
Жанр | Героическая фантастика |
Серия | De Tovenaarsring |
Издательство | Героическая фантастика |
Год выпуска | 0 |
isbn | 9781632916778 |
Hij bleef het proberen, maar Merek bleef met zijn ellebogen in de tralies vast zitten. Ze waren niet dun genoeg.
De bewaker draaide zich naar hun toe en Merek trok zich snel terug voordat hij het kon zien.
“Laat mij het proberen,” zei Ario en stapte naar voren toen de bewaker zich weer weg draaide.
Ario pakte de lange draag en stak zijn armen door de cel. En zijn armen, veel dunner, pasten er helemaal tot aan zijn schouder door.
Die vijftien centimeter was genoeg. De haak bereikte net het einde van de rode sjerp en Ario begon het naar hem toe te trekken. Hij stopte toen de bewaker, die de andere kant op keek en indutte, zijn hoofd optilde en om zich heen keek. Ze wachtten allemaal, zwetend, biddend dat de bewaker niet naar hen zou kijken. Ze wachtten op wat een eeuwigheid leek, totdat de bewaker eindelijk weer indutte.
Ario trok de sjerp steeds maar dichterbij, het gleed over de gevangenis vloer, totdat het eindelijk door de tralies en de cel in kwam.
Godfrey pakte het en deed de sjerp om en ze trokken zich allemaal angstig van het terug.
“Wat ben je in hemelsnaam aan het doen?” vroeg Merek. “De sjerp zit onder de pest. Je kan ons allemaal besmetten.”
De andere gevangenen in de cel gingen ook achteruit.
Godfrey draaide zich naar Merek om.
“Ik begin met hoesten en ik zal niet stoppen,” zei hij met de sjerp om. Een idee kreeg vast vorm in zijn hoofd. “Wanneer de bewaker komt zal hij mijn bloed en deze sjerp zien en jullie gaan hem vertellen dat ik de pest heb, dat ze een fout hebben gemaakt om mij niet apart te zetten.”
Godfrey liet geen tijd verloren gaan. Hij begon hevig te hoesten, smeerde het bloed van zijn gezicht helemaal over zich heen om het er nog erger eruit te laten zien. Hij hoestte luider dan hij ooit gedaan had, totdat hij uiteindelijk de celdeur open hoorde gaan en de bewaker naar binnen hoorde komen.
“Zorg ervoor dat jullie vriend stopt,” zei de bewaker. “Begrepen?”
“Hij is geen vriend,” antwoordde Merek. “Alleen maar een man die we tegen gekomen zijn. Een man die de pest heeft.”
De bewaker keek verbijsterd neer en zag de rode sjerp en zijn ogen gingen wagenwijd open.
“Hoe is hij hier binnen gekomen?” vroeg de bewaker. “Hij had apart gehouden moeten worden.”
Godfrey hoestte nog harder, hij pijnigde zijn hele lichaam met een hoestbui.
Al snel voelde hij hoe hij door ruwe handen vastgegrepen en al duwend weggesleurd werd. Hij struikelde door de zaal en met een laatste zet werd hij in de kuil met pest slachtoffers geduwd.
Godfrey lag bovenop het geïnfecteerde lichaam en probeerde niet te hard te ademen. Hij probeerde zijn hoofd weg te draaien om niet de ziekte van de man in te ademen. Hij bad tot God dat hij het niet kreeg. Het zou een lange nacht worden, hier liggend.
Maar hij werd nu niet bewaakt. En zodra het licht zou zijn, zou hij opstaan.
En hij zou toeslaan.
HOOFDSTUK ACHT
Thorgrin voelde hoe hij naar de bodem van de oceaan zakte, de druk werd groter in zijn oren terwijl hij in het ijskoude water zonk, hij had het gevoel alsof hij door een miljoen dolken werd gestoken. Maar hij zakte steeds dieper en er gebeurde iets heel raars: het licht werd niet donkerder, maar helderder. Terwijl hij om zich heen sloeg en door het gewicht van de zee naar beneden werd getrokken, keek hij naar beneden. Hij schrok toen hij de laatste persoon die hij verwachtte in een wolk van licht zag: zijn moeder. Ze glimlachte naar hem, het licht was zo intens dat hij amper haar gezicht kon zien. Ze reikte liefdevol naar hem uit terwijl hij zonk, recht op haar af.
“Mijn zoon,” zei ze en haar stem klonk kristalhelder, ondanks het water. “Ik ben bij je. Ik hou van je. Het is nog niet jouw tijd. Wees sterk. Je hebt de test doorstaan, maar er zullen er nog meer komen. Zie de wereld onder ogen en vergeet nooit wie je bent. Vergeet nooit: jouw kracht komt niet van je wapens, maar van binnenuit.”
Thorgrin opende zijn mond om te antwoorden, maar toen kreeg hij allemaal water binnen, hij slikte het in, hij verdronk.
Thor werd met een schok wakker, keek om zich heen en vroeg zich af waar hij was. Hij voelde een ruwe stof om zijn polsen en besefte dat hij aan een houten paal vastgebonden was, met zijn handen achter zijn rug. Hij keek het donkere ruim door, voelde de schommelende beweging en hij wist meteen dat hij op een schip was. Hij wist het op de manier zoals zijn lichaam bewoog, door de lichtstralen die naar binnen vielen, door de duffe lucht van mannen die onderdeks gevangen zaten.
Thorgrin keek om zich heen, plotseling alert en hij voelde zich zwak. Hij probeerde zich te herinneren wat er was gebeurd. Het laatste wat hij zich herinnerde was die vreselijke storm, de schipbreuk, hij en zijn mannen die van de boot tuimelden. Hij herinnerde zich Engel, hij herinnerde zich hoe hij zich aan haar vastklampte om haar te beschermen, en hij herinnerde zich het zwaard aan zijn riem, het Zwaard des Doods. Hoe had hij het overleefd?
Thor keek rond en vroeg zich af hoe hij op zee kon zeilen. Hij was in de war en keek wanhopig of hij zijn broeders en Engel zag. Hij voelde een opluchting toen hij vormen in de duisternis zag en kon ze allemaal zien. Ze waren ook met touwen aan de palen vastgebonden: Reece en Selese, Elden en Indra, Matus, O’Connor en, een paar meter van ze vandaan, Engel. Thor was blij om te zien dat ze allemaal in leven waren, ondanks dat ze er allemaal uitgeput uitzagen, neergeslagen door de storm en de piraten.
Thor hoorde een schor gelach, getwist, gejuich van ergens boven hem en toen iets wat als een explosie klonk terwijl mannen over elkaar tuimelden op het ingevallen dek. Toen herinnerde hij het zich: de piraten. Die moordenaars die hem probeerden te verdrinken.
Hij herkende dat geluid overal, het geluid van onbehouwen personen die zich op zee verveelden, op zoek naar wreedheid – hij had er al teveel van meegemaakt. Terwijl hij zijn droom van zich afschudde besefte hij dat hij nu hun gevangene was en hij worstelde met zijn touwen, proberend vrij te komen.
Maar het lukte hem niet. Zijn armen waren goed vastgebonden, net als zijn enkels. Hij ging nergens naar toe.
Thorgrin sloot zijn ogen en probeerde zijn kracht van diep binnen in hem op te roepen, de kracht die bergen kon verzetten als hij dat wilde.
Maar er gebeurde niets. Hij was te moe van de beproeving van de schipbreuk, hij was nog niet genoeg aangesterkt. Hij wist uit het verleden dat het tijd nodig had om bij te komen. Tijd, die hij niet had.
“Thorgrin!” klonk een opgeluchte stem door de duisternis heen. Het was een stem die hij goed kende en zag Reece een paar meter van hem vandaan, vastgebonden, hem blij aankijkend. “Je leeft!” voegde Reece toe.
“We wisten niet of je het zou halen!”
Thor draaide zich om en zag O'Connor aan zijn andere kant vastgebonden zitten, net zo blij.
“Ik heb elke minuut voor je gebeden,” klonk een lieve, zachte stem in de duisternis.
Thor keek en zag Engel met tranen van vreugde in haar ogen en hij voelde hoeveel ze om hem gaf.
“Je bent haar je leven schuldig,” zei Indra. “Toen ze jou lossneden, was zij diegene die achter je aan dook en je terugbracht. Zonder haar moed zou je hier nu niet zitten.”
Thor bekeek Engel met hernieuwd respect en een nieuw gevoel van dankbaarheid en toewijding.
“Kleine, ik zal een manier vinden om je terug te betalen,” zei hij tegen haar.
“Dat heb je al gedaan,” zei ze en hij zag hoe zeer ze het meende.
“Betaal haar maar door ons hieruit te krijgen,” zei Indra en zij worstelde geïrriteerd met haar bindingen. “Die bloedzuigende piraten zijn het laagste van het laagste. Ze hebben ons al drijvend op zee gevonden en bonden ons vast terwijl we nog bewusteloos