Название | Het Vatikaan |
---|---|
Автор произведения | Unknown |
Жанр | Книги о Путешествиях |
Серия | |
Издательство | Книги о Путешествиях |
Год выпуска | 0 |
isbn |
Het Vatikaan / De Aarde en haar Volken, 1873
Slaapkamer van paus Pius IX.
I
Reeds meermalen noodigde ik u uit, mij te vergezellen op mijne wandelingen door Rome, de onvergetelijke, de onvergelijkelijke stad. Wij doolden te zamen langs hare straten en pleinen, door hare ruïnen en monumenten; wij bezochten hare kerken, kloosters en paleizen; wij trachtten ons uit den overstelpenden rijkdom van beelden en herinneringen, die zich hier bij elken voetstap verdringen, althans de belangrijkste en treffendste voor den geest te roepen. Eene geschiedenis van vijf-en-twintig eeuwen, eene geschiedenis als geene andere stad ter wereld kan aanwijzen, ontrolt zich hier, in nog leesbaar schrift, voor uwen blik: de oude wereld, in haar hoogsten glans en verblindende heerlijkheid, in haar verval en ondergang ook; en daarnevens volgt ge, met eerbiedige aandoening, met kinderlijke ontroering, in haar wasdom, haar ontwikkeling, haar strijd, haar zegepraal, die christelijke kerk, waarvan Rome, bijkans sinds den aanvang, de hoofdstad, de metropolis, het aardsche middelpunt was, en die, als wereldmacht, zonder en buiten Rome kwalijk denkbaar is.
In het ons gestelde bestek was het niet mogelijk, u alles te laten zien, deze geheel eenige wereld, welke Rome heet, u in al hare volheid, in haar veelvoudigen rijkdom te openbaren. Geen volledige schilderij gaven of beloofden wij u: slechts enkele schetsen. Mogen ze maar niet te zeer beneden de majesteit van het onderwerp zijn gebleven; mogen ze u slechts, nu en dan, als uit de verte hebben doen voorgevoelen, doen gissen, wat den pelgrim wacht, die naar deze moederstad van het christelijk Europa, naar deze voedster van kunst en wetenschap, zijne schreden richt. Toch zou het ons niet van het hart kunnen, voorgoed van Rome te scheiden, zonder u te hebben heengeleid naar die wereldberoemde plek, het hart van het latere Rome, naar dat pauselijk paleis, waarvan de naam, sinds eeuwen, op aller lippen zweeft, en ook nu weder door duizenden bij duizenden, met zoo verschillende aandoeningen en op zoo verschillende toon, wordt uitgesproken: naar het vatikaan.
Ge schrikt toch niet op het hooren van dien naam? Stel u gerust: wij zullen van ons bezoek aan de pauselijke residentie geen voorwendsel maken om af te dalen in het strijdperk der staatkundige en godsdienstige machten, van wier geduchte, wereldhistorische, en toch pas aangevangen worsteling, wij de verre van onverschillige toeschouwers zijn. Maar dit dan ook vragen wij van u, dat gij met eerbied dezen drempel overschrijdt, met dien eerbied, dien ge behoort te gevoelen voor al wat waarlijk groot is, wat gewijd is door de onvergankelijke herinneringen der eeuwen, gewijd door de majesteit der godsdienst, der kunst, der traditie. Zie, wien niet in zijn hart dien eerbied voor het verleden, voor de traditie gevoelt, dien vromen eerbied, dien ik zoo gaarne piëteit zou noemen, hij blijve verre van het vatikaan, verre van Rome—althans van het Rome, zooals wij het gekend hebben. Zoo ge u niet, wie ge overigens zijn moogt, met brandende verontwaardiging, met walging, afkeert van de ondragelijke, laaghartige, echt gemeene lasteringen en spotternijen en armzalige geestigheden, waarin een zeker deel onzer dagbladpers niet kan nalaten zich te vermeien, zoodra er sprake is van het pauselijk hof of van de katholieke kerk;—sla dan deze bladzijden over: wij wenschen voor u niet te schrijven. Maar kunt ge sympathie gevoelen voor hen—al deelt ge hunne godsdienstige of staatkundige overtuiging niet—wier harte treurt en rouw draagt over de vernedering der stad, van haar hoogen rang als metropolis der christelijke wereld gevallen, om af te dalen tot dien eener vulgaire hoofdstad van een modern koninkrijk, waar de geestdoodende, verstompende arbeid der hedendaagsche industrie de klassieke herinneringen en heilige overleveringen zullen verdringen en uitwisschen, waar het geur- en kleurlooze moderne leven alles met zijn eentonig grauwe tint zal overdekken; sympathie voor hen, wier lippen niet dan met eerbied den naam uitspreken van dien grijsaard, die, door geen rampen gebogen, standvastig blijft getuigen voor wat naar zijne overtuiging waarheid is en recht, die met onwankelbare trouw het hem overgeleverde pand bewaakt, en met koninklijke fierheid weigert de knie te buigen voor de afgoden van den dag; den naam van dien veelbeproefden paus Pius IX, wien ook zij, die, gelijk wij, niet tot zijne kinderen behooren, wel gaarne de hulde hunner hoogachting brengen,—wel dan, wees welkom, volg mij naar het vatikaan zelf, eene stad in de stad, eene eigene wereld in de wereld van Rome.
II
Op een mijl afstands van het oude Rome in eene smalle vallei, aan de eene zijde begrensd door de westelijke hellingen van den Janiculus, aan de andere door eene lage heuvelreeks, ontsprong weleer eene kristalheldere bron, waar de herders hunne kudden heenleidden om te drinken, en wier wateren zich welhaast verloren in de ruischende rietbosschen langs haar zoom. Onder de regeering van keizer Valentinianus II, liet paus Damasus het water dier bron, langs onderaardsche buizen, naar eene plek in de nabijheid der basiliek van Sint-Pieter voeren: eene plek, die in den loop der eeuwen herhaaldelijk van voorkomen is veranderd, maar die toch nog altijd, door haar naam en haar fontein, de herinnering bewaart aan Sint-Damasus, den opvolger van Liberius op den roomschen stoel, den vriend van den heiligen Hieronymus. Het groote voorplein, dat uit de kolonnade van Sint-Pieter naar die verzameling van paleizen en museums voert, welke te zamen den naam van het vatikaan dragen, heet nog altijd het plein van Sint-Damasus.
Die fontein en die waterleiding—ziedaar de oudste sporen van eene pauselijke woning in de onmiddellijke nabijheid der basiliek, die het gebeente der apostelen Petrus en Paulus bevat. Het water van deze fontein heeft Karel de Groote gedronken, toen hij als gast van Leo III, in deze woning zijn intrek nam, eer hij het verlaten paleis der Caesars op den Palentijn ging betrekken. Dat plein van Sint-Damasus, door hoevele machtigen der aarde is het sedert betreden!
Naar men zegt, heeft het vatikaan elfduizend kamers: niemand zal ze wel hebben geteld, en zeker zal geen enkele paus ze ooit hebben bezocht. Toch zult ge u van de uitgestrektheid van dit paleis, dat heugenis heeft van zoovele eeuwen, waaraan Barmante, Raphaël, Ligorio, Fontana, Maderna, Bernini en zoovele anderen gearbeid hebben, een denkbeeld kunnen vormen, wanneer ik u zeg, dat deze groep gebouwen niet minder dan twintig pleinen of binnenplaatsen omvat, en dat er voor eene behoorlijke gemeenschap tweehonderd-acht verschillende trappen noodig waren. De rechtervleugel van het plein van Sint-Damasus wordt ingenomen door eene dubbele reeks gebouwen, waarvan de bovenverdiepingen, tegenover het plein Rusticucci, bewoond worden door de hoogste dignitarissen van den staat. Om bij monseigneur De Mérode, den minister van oorlog, te komen, moest men tweehonderd trappen opklimmen; de alvermogende staatssecretaris, kardinaal Antonelli, woont niet veel lager. De verdieping onder deze bevat de vertrekken van den heiligen vader zelf, die uit zijne hooge woning over de gekanteelde muren van den Borgo heen ziet. In de eerste jaren der regeering van den tegenwoordigen paus, placht, op den feestdag van Sint-Pieter, het landvolk uit den omtrek van Rome zich bij de Porta-Angelica te verzamelen, om daar, van zoo nabij mogelijk, den toen zoo gevierden Opperpriester toe te juichen, als hij zich voor de vensters van zijn paleis vertoonde. Ze zijn sedert verstomd, die juichkreten....
De gebouwen, die het binnenplein omringen, zijn ontworpen naar teekeningen van Raphaël. Hij schetste het plan dier ronde booggewelven, dier dorische pilaren op de eerste, dier ionische op de tweede verdieping, dier saamgestelde kolommen, die den architraaf dragen. Van de drie vleugels voltooide hij echter slechts den grootste; Gregorius XIII en zijne opvolgers zetten het werk voort en volgden daarbij het oorspronkelijke plan. Slankheid en bevallige eenvoud kenmerken deze galerijen; maar meer dan door het gebouw zelf werd vroeger de aandacht van den bezoeker getrokken door de wereldberoemde schilderijen van den meester, die van beneden tusschen de bogen zichtbaar waren. Sedert eenige jaren is dat evenwel niet meer het geval. Iemand—men beweert kardinaal Antonelli—is op de ongelukkige gedachte gekomen om de open bogen der Loggie met groote vensterramen te sluiten, waardoor deze galerijen iets hebben gekregen van een serre of modernen wintertuin, en de edele eenvoudigheid van het gebouw totaal verloren is gegaan. Des zomers is het in de dus gesloten bovengalerijen, waar de kostbaarste kunstwerken zijn, schier ondragelijk heet: men zegt dat deze verhitte broeikasten-temperatuur voor de schilderijen nog veel nadeeliger is dan de invloed van wind en weer.
Ter linkerhand voert een trap naar deze Loggie (Loges), een galerij van dertien bogen, vanwaar ge u naar de vertrekken kunt begeven der voormalige pausen Nicolaas V, Sixtus IV, Alexander VI, Julius II, Leo X, Clemens VII, enz. Deze vertrekken, tegenwoordig ontmeubeld, getuigen nog van de heerlijkheid der pausen uit de huizen van La Rovère en Medicis; zij worden thans alleen door kunstenaars en enkele andere vreemdelingen bezocht, die ook