Название | Begeerd |
---|---|
Автор произведения | Morgan Rice |
Жанр | Книги про вампиров |
Серия | De Vampierverslagen |
Издательство | Книги про вампиров |
Год выпуска | 2011 |
isbn | 9781632913678 |
Maar nu dat hij hier was, en bij leven, en dat hij zich haar kon herinneren – en nu dat hij helemaal van haar was, en single, zonder dat Sera erbij was – vervulde haar hart zich met een nieuwe emotie, en met nieuwe hoop. Ze had zich nooit in haar stoutste dromen kunnen voorstellen dat het allemaal zo perfect zou kunnen uitdraaien, dat het inderdaad echt zou kunnen werken. Ze was echt overweldigd, ze wist zelfs niet waar te beginnen, of wat te zeggen.
Voor dat ze iets kon zeggen, stak hij van wal.
“Parijs,” zei hij, terwijl hij zich naar haar keerde met een glimlach. “Er bestaan zekere slechtere plaatsen om samen te zijn.”
Ze glimlachte terug.
“Heel mijn leven lang, heb ik het altijd al willen zien,” antwoordde ze.
Met iemand waar ik van hou, had ze er aan willen toevoegen, maar ze stopte met praten. Het voelde of het zolang geleden was sinds ze aan de zijde van Caleb had gestaan, dat ze zich inderdaad weer zenuwachting begon te voelen. Op een of andere manier, voelde het aan alsof ze voor eeuwig en altijd al met hem samen was geweest – langer dan voor eeuwig en altijd – maar in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer ontmoette.
Hij stak zijn hand uit, met de palm naar boven.
“Zou je het samen met mij willen zien?” vroeg hij.
Ze stak ook haar hand uit, en legde ze in die van hem.
“Het wordt een lange wandeling terug,” zei ze, terwijl ze neerkeek op de steile heuvel, die de hele weg terugliep, kilometers lang, en glooiend, tot in Parijs.
“Ik was aan het denken aan een ietwat spectaculairdere manier,” antwoordde hij. “Vliegen.”
Ze rolde haar schouderbladen terug, en probeerde te voelen of haar vleugels werkten. Ze voelde zich zo verjongd, zo opgeknapt van dat drankje, van het witte bloed – maar ze was er nog altijd niet zeker van dat ze kon vliegen. En ze voelde zich niet klaar om van een berg te springen in de hoop dat haar vleugels haar konden dragen.
“Ik denk niet dat ik er al klaar voor ben,” zei ze.
Hij keek naar haar, en begreep het.
“Vlieg samen met mij,” zei hij, en dan voegde hij eraan toe, met een glimlach, “net zoals vroeger.”
Ze glimlachte, ging achter hem staan, en hield zijn rug en zijn schouders vast. Zijn gespierde lichaam voelde zo goed aan in haar armen.
Hij maakte plots een sprong in de lucht, zo vlug, dat ze amper de tijd had om zich goed vast te houden.
Voor dat ze het wist, waren ze aan het vliegen, zij hield zich vast aan zijn rug, terwijl ze naar beneden keek, en haar hoofd op zijn schouderblad liet rusten. Ze voelde die vertrouwde kriebels in haar buik, wanneer ze gingen dalen, en laag beneden kwamen, dichtbij de stad, tijdens de zonsopgang, het was adembenemend.
Maar niets was zo adembenemend dan opnieuw bij hem te zijn, hem vast te houden, gewoon samen te zijn. Ze was amper een uur bij hem geweest, en nu al was ze aan het bidden dat ze nooit meer gescheiden zouden zijn.
Het Parijs waar ze overvlogen, het Parijs van 1789, was in zoveel opzichten gelijkend op de foto’s van Parijs die ze gezien had in de 21ste eeuw. Ze herkende zoveel gebouwen, de kerken, de torens, de monumenten. Ondanks dat het honderden jaren oud was, zag het er bijna helemaal hetzelfde uit als dezelfde stad in de 21ste eeuw. Zoals Venetië en Florence, zo weinig was er veranderd in enkel een paar honderd jaar.
Maar in andere opzichten, was het zeer verschillend. Het was nog niet zo uitgebouwd. Hoewel sommige straten geplaveid waren met kasseistenen, waren andere nog steeds stoffig. Het was duidelijk nog niet zo geconcentreerd, en tussenin de gebouwen waren nog steeds groepjes bomen, bijna zoals een stad die gebouwd werd in een oprukkend woud. In de plaats van auto’s, waren er paarden, koetsen, en mensen die in het stof liepen of karren voorduwden. Alles was trager, en rustiger.
Caleb dook nog lager, totdat ze boven de daken van de gebouwen aan het vliegen waren. Wanneer ze de laatste voorbij waren, opende de lucht zich plots, en voor hen ontvouwde zich de rivier de Seine, die de stad recht doormidden sneed. Ze zag er gloeiend geel uit in het vroege ochtenlicht, en het was adembenemend voor haar.
Caleb dook laag, en vloog er net boven, en zij verbaasde zich over de schoonheid van de stad, en hoe romantisch het was. Ze vlogen over het kleine eiland, het Ile de la Cite, en ze kon de Notre Dame onder haar herkennen, met zijn hoge toren die boven alles uittorende.
Caleb dook nu nog lager, tot juist boven het water, en de vochtige rivierlucht verkoelde hen op deze hete julimorgen. Caitlin keek op en zag Parijs langs de beiden kanten van de rivier, terwijl ze boven en onder de talrijke, voetgangersbruggen met kleine bogen vlogen, die de ene kant van de rivier met de andere verbinden. Dan deed Caleb hen weer stijgen, en bracht hij hen naar een kant van de rivieroever, en zette hij hen zachtjes neer, achter een grote boom, uit het zicht van alle voorbijgangers.
Ze keek rond, en zag dat hij hen naar een enorm, statig park met tuinen gebracht had, dat zich mijlenver leek uit te strekken, recht naast de rivier.
“De Tuilerieën,” zei Caleb. “Dezelfde tuin als die in de 21ste eeuw. Er is niets veranderd. Het is nog altijd de meest romantische plaats van Parijs.”
Met een glimlach, kwam hij dichterbij en nam hij haar hand. Ze begonnen alle twee te slenteren, langs een pad dat zich een weg baande door de tuin. Ze had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.
Ze popelde om hem zoveel vragen te stellen, zoveel dingen die niet konden wachten, en die ze hem wou zeggen, ze wist amper waar te beginnen. Maar, ze moest ergens beginnen, zo kwam ze op het idee om te beginnen met wat haar het eerst voor de geest kwam.
“Dank je,” zei ze, “voor Rome. Voor het Colosseum. Om me te redden,” zei ze. “Als je niet gekomen zou zijn, op dat moment, dan weet ik niet wat er gebeurd zou zijn.”
Ze draaide zich om en keek hem aan, opeens voelde ze zich onzeker. “Herinner je je dat?” vroeg ze ongerust.
Hij draaide zich om en hij keek haar aan, en knikte, en ze zag wat hij deed. Eindelijk waren ze tenminste op dezelfde golflengte. Hun geheugens werkten terug. En dat alleen betekende alles voor haar.
“Maar ik heb je niet gered”, zei hij. “Je redde jezelf erg goed zonder mij. In tegendeel, je hebt mij gered. Gewoon om bij jou te zijn – Ik weet niet wat ik zou doen zonder jou”, zei hij.
Terwijl hij in haar hand kneep, voelde ze dat haar hele wereld langzaam maar zeker aan het herstellen was van binnenin.
Terwijl ze door de tuin kuierden, staarde ze met verbazing naar al de soorten bloemen, de fonteinen, de standbeelden. Het was een van de meest romantische plaatsen waar ze ooit was geweest.
“En het spijt me,” voegde ze eraan toe.
Hij keek naar haar, en ze was bang om het te zeggen.
“Van je zoon.”
Zijn gezicht werd donker, en terwijl hij zich afwendde, zag ze echt verdriet op zijn gezicht opflakkeren.
Stom, dacht ze. Waarom moet je nu altijd het moment verknoeien? Waarom had je nu niet tot later kunnen wachten?
Caleb slikte en knikte, te zeer aangedaan door zijn verdriet om zelfs te kunnen spreken.
“En het spijt me van Sera,” voegde Caitlin toe. “Het was nooit mijn bedoeling geweest om tussen jullie beide in te komen staan.”
“Je moet geen spijt hebben,” zei hij. “Dat had niets met jou te maken. Dat was tussen haar en mij. We waren nooit voorbestemd om samen te zijn. Het voelde verkeerd van in het begin.”
“En dan tenslotte, had ik je willen vertellen dat ik me wil verontschuldigen voor wat gebeurde in New York,” voegde ze eraan toe, en ze was blij dat ze dit kwijt kon. “Ik zou je nooit neergestoken hebben, als ik had geweten dat jij het was. Ik zweer het, ik dacht dat je iemand ander was, die van gedaante gewisseld was. Ik zou nog in geen miljoen jaar gedacht hebben dat jij het echt was.”
Ze voelde de tranen